Free Essay

Earnings Management

In:

Submitted By Mibal
Words 9245
Pages 37
-------------------------------------------------
EARNINGS MANAGEMENT
IN RELATIE TOT DE BONUSCULTUUR

Inhoudsopgave 1. Inleiding 2 1.1 De aanleiding 2 1.2 De probleemstelling en onderzoeksvragen 2 1.3 Onderzoeksopzet en structuurinhoud 3 2. Earnings Management 5 2.1 Definities van earnings management 5 2.2 Motieven voor earnings management 7 2.2.1 De kapitaalmarkt motieven 7 2.2.2 De contractuele motieven 8 2.2.3 De wet- en regelgeving motieven 9 2.3 Meten van earnings management 10 2.3.1 Systematische keuze voor/aanpassing van de accountingmethoden 10 2.3.2 De accruals meetmethode 10 2.3.3 Evaluatie van- en de keuze voor het meetmodel 14 2.4 IFRS 15 2.5 Het beloningsplan in relatie tot earnings management 16 4. Resultaten 20 Literatuur 25 Bijlage 27

1. Inleiding
1.1 De aanleiding
“Voormalig topman SNS Reaal legt al zijn functies neer” luidde de krantenkop in het NRC Handelsblad op 3 februari 2013. De oud topman van SNS Reaal Van Keulen heeft zich teruggetrokken als voorzitter bij Holland Financial Centre toen bekend werd dat SNS Reaal werd genationaliseerd.
De ondergang van SNS Reaal is ontstaan door een aantal factoren waaronder mismanagement van Keulen en andere topbestuurders van SNS. Het tij kan keren. Van Keulen werd, in de jaren voor de nationalisatie, beloond voor zijn werkzaamheden met een bonus van maar liefst 1,8 miljoen euro. Dit zorgde voor grote verontwaardiging in de publieke opinie. Hoe kan het zo zijn, dat iemand die (grote) aantoonbare fouten heeft gemaakt, hiervoor beloond wordt?
Dit wekt de interesse om te onderzoeken of en welke relatie er is tussen earnings management als gevolg van het handelen van bestuurders en de hoogte van de bonus.
Het is ondermeer Healy (1985) geweest die de relatie tussen winststuring en bonussen heeft onderzocht. Hij weerlegde de bonusplan-hypothese (alle managers verhogen te allen tijde de winst om de bonus te behalen) met een aantal veronderstellingen. In dit onderzoek worden de veronderstellingen van Healy (1985) gebruikt om aan te tonen of earnings management ten behoeve van bonussen wordt toegepast bij dertien aan de Amsterdam Exchange (AEX) beursgenoteerde ondernemingen (zie bijlage).
1.2 De probleemstelling en onderzoeksvragen
Na de financiële malaise in 2008 en de daaropvolgende kredietcrisis worden er nog steeds hoge bonussen in Nederland uitgekeerd, zelfs wanneer de bedrijfsresultaten beduidend minder zijn dan die in voorafgaande jaren.
De vraag is waarom ontvangen bestuurders van aan de Amsterdamse Exchange beursgenoteerde ondernemingen (nog) hun bonus, terwijl de resultaten van de betreffende ondernemingen achterwege blijven?
Dit onderzoek tracht een verband aan te tonen tussen het gedrag van bestuurders om door middel van het manipuleren van earnings hun bonus te maximeren. Door de methode van Healy en het gemodificeerde meetmodel van Jones toe te passen op dertien beursgenoteerde ondernemingen aan de AEX tracht dit referaat het antwoord te geven op de vraag. De resultaten uit dit onderzoek kunnen relevant zijn voor een aantal stakeholders, waaronder beleggers, accountants en beleidsmakers (wet- en regelgeving). Daarbij willen de beleggers weten of de huidige beurskoers de werkelijke waarde van de betreffende onderneming weerspiegelt.
De accountants op hun beurt geven een verklaring af voor het jaarrapport en moeten rekening houden met winststuring (ten behoeve van de bonus).
Ook voor beleidmakers die wetten en (toezicht)regels opstellen kan dit onderzoek van belang zijn, voor zover het de wetten en regels op het gebied van accounting betreft. Enerzijds door te bezien of het van waarde is om de regelgeving te beperken of anderzijds deze juist flexibeler te maken, naargelang het resultaat van het onderzoek.
Om inzicht te verkrijgen in het gedrag van bestuurders ten behoeve van hun bonus, is de volgende centrale onderzoeksvraag geformuleerd:
“Passen de CEO’s van aan de AEX beursgenoteerde ondernemingen earnings management toe om hun bonus te verhogen?”
De Chief Executive Officer (CEO) is de bestuursvoorzitter van een onderneming. Deze hoofdvraag wordt opgedeeld in drie deelvragen en de veronderstellingen van Healy worden toegepast. Healy heeft de verschillende bonusniveaus ingedeeld in drie groepen: LOW (onder de drempel), MID (tussen de drempel en het plafond) en UPP (boven het plafond).
Om winststuring te meten wordt vaak de accruals methode gebruikt die leidt tot een verschil tussen de gerapporteerde winst en de operationele kasstroom. De totale accruals bestaan uit de non-discretionary accruals en de discretionary accruals. Op de discretionary accruals kan de manager invloed uitoefenen.
De volgende drie deelvragen zijn geformuleerd:
1. “Passen CEO’s winstverlagende discretionary accruals toe, wanneer de drempel voor de bonus niet wordt bereikt en dus ook geen bonus wordt uitgekeerd?”
2. “Passen CEO’s winstverhogende discretionary accruals toe, wanneer de drempel voor de bonus wordt overschreden, maar het plafond nog niet is bereikt, om zo de maximale bonus te ontvangen?”
3. “Passen CEO’s winstverlagende discretionary accruals toe, wanneer het plafond voor de bonus wordt overschreden en dus de maximale bonus wordt uitgekeerd?”
1.3 Onderzoeksopzet en structuurinhoud
Het onderzoek is een literatuurstudie naar de relatie tussen earnings management en de hoogte van de bonus van bestuurders. Hierbij wordt onder bestuurders verstaan CEO’s. Door het onderzoeken van de jaarverslagen van dertien aan de AEX beursgenoteerde ondernemingen van de jaren 2007-2010 zal de centrale onderzoeksvraag worden beantwoord.
Er is gekozen voor deze jaren, omdat 2007 nog een jaar is vóór de financiële crisis in 2008 en vier jaar in totaal naar verwacht een afspiegeling geeft van het gebruik van earnings management. Ook geven de dertien (van de 25) ondernemingen een voorstelling van het gebruik van earnings management.
Zoals al eerder vermeld, wordt in dit onderzoek earnings management gemeten aan de hand van de accruals. Verder wordt er een proxy gebruikt op basis van de discretionary accruals.
Er zijn in de afgelopen jaren in chronologische volgorde modellen gemaakt om de accruals te meten: bijvoorbeeld Healy (1985), DeAngelo (1986), Jones (1991) en Dechow et al (1995).
In dit onderzoek is de keuze gemaakt om gebruik te maken van het gemodificeerde Jones-model. Die keuze houdt verband met het feit dat het Healy-model en het DeAngelo-model geen rekening houden met de omstandigheid dat accruals afhankelijk zijn van het economische reilen en zeilen van de onderneming (Kaplan, 1985).
Verder onderzochten Dechow et al (1995) welk model earnings management het beste aangeeft. Hieruit kwam naar voren dat het gemodificeerde Jones-model het beste het gebruik van earnings management door managers aantoont.
Aangezien de drie deelvragen uitgaan van (1) ‘geen bonus’, (2) ‘wel een bonus, maar niet maximaal’ en (3) ‘maximale bonus’, is het relevant voor dit onderzoek om gebruik te maken van de drie-groepenindeling volgens Healy (1985). Zo behoren de ondernemingsjaren uit de jaarverslagen waarbij de managers de maximale bonus hebben ontvangen tot de groep UPP en de ondernemingsjaren waarbij de managers een bonus hebben ontvangen, maar niet de maximale, tot de groep MID (50%-100% van het vaste salaris). De groep LOW bevat de ondernemingsjaren waarbij de bestuurders 50% of minder ten opzichte van het vaste salaris aan bonus hebben ontvangen. Door het gebruik van de regressieanalyse, de Chi2-toets en de variantie-analyse worden vervolgens de antwoorden gegeven op de centrale onderzoeksvraag en de deelvragen.
In hoofdstuk twee wordt achtereenvolgens uitgelegd wat earnings management inhoudt, welke motieven managers hebben voor het gebruik van earnings management, hoe earnings management gemeten wordt. Verder worden de International Financial Reporting Standards(IFRS) voor het opstellen van de jaarrekening voor beursgenoteerde ondernemingen aan de AEX uitgelegd en het beloningsplan in relatie tot het toepassen van earnings management. In hoofdstuk drie wordt de meetmethode weergegeven, de data worden verwerkt en wordt de regressie- en variantie-analyse uitgevoerd. Hoofdstuk vier bevat de resultaten die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. Het laatste hoofdstuk, hoofdstuk vijf, bevat de conclusies die uit het onderzoek getrokken worden alsook de mogelijkheden voor verder onderzoek en de beperkingen van dit paper.
2. Earnings Management
In de literatuur komen verschillende definities van het begrip earnings management voor. Aan de hand van deze definities wordt in paragraaf één uitgelegd wat earnings management inhoudt. In paragraaf twee worden vervolgens de verschillende motieven voor het toepassen van earnings management beschreven. Paragraaf drie, gaat over de drie methodes om winststuring te meten, de verschillende modellen voor het meten via de accruals methode en geeft de verantwoording van de keuze die gemaakt is voor dit onderzoek. Sinds 2005 zijn alle Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen verplicht om de jaarrekening op te stellen aan de hand van de IFRS. De IFRS wordt in paragraaf vier uitgewerkt. Nadat het begrip earnings management volledig is uitgelegd, is het beloningsplan het onderwerp van de laatste paragraaf. Hierin wordt ook de relatie tussen de bonus en earnings management beschreven.
2.1 Definities van earnings management
Zoals het woord earnings management al aangeeft, betreft dat het managen van de earnings.
Managen kan in deze definitie gezien worden als sturen en onder earnings wordt winst/resultaat verstaan. In papers over earnings management die betrekking hebben op Nederlandse ondernemingen wordt daarom gesproken over winststuring/resultaatsturing. Aangezien de waarde van de onderneming afhangt van de post earnings (= contante waarde van de toekomstig verwachte winsten) willen managers deze post beïnvloeden. Een toename van de earnings leidt namelijk tot een toename van de ondernemingswaarde (Lev, 1989).
In de literatuur worden meerdere definities voor earnings management gegeven, waarvan een drietal onderstaand wordt toegelicht.
Schipper (1989) geeft de volgende definitie voor earnings management: “A purposeful intervention in the external financial reporting process, with the intent of obtaining some private gain (as opposed to, say, merely facilitating the neutral operation of the process).”
Deze definitie zegt dat earnings management het opzettelijk ingrijpen tijdens het externe financiële rapportageproces is, om zo te proberen eigen doelstellingen alsook de ondernemingsdoelstellingen te behalen. Deze definitie gaat er verder vanuit dat de manager de belanghebbenden wil misleiden door meer winst te rapporteren dan in werkelijkheid door de onderneming behaald is.
McKee (2005) omschrijft earnings management als: “… reasonable and legal management decisions making and reporting intended to achieve stable and predictable financial results.”

Hij geeft aan dat earnings management een middel is voor het management om, door het maken van rationele en legale beslissingen en het kiezen voor bepaalde verslaggevingsregels, stabiele en voorspelbare financiële resultaten weer te geven. Deze manier leidt er volgens hem toe dat over een juiste waarde van de onderneming wordt gerapporteerd. Hij ziet earnings management als een positief gebeuren in tegenstelling tot Schipper (1989).
De laatste definitie die in dit paper wordt besproken, is die van Healy en Wahlen (1999).
Zij beschrijven earnings management als volgt: “Earnings management occurs when managers use judgment in financial reporting and in structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of the company, or to influence contractual outcomes that depend on reported accounting numbers.”
Volgens deze definitie wordt er in twee gevallen gesproken over earnings management. Het eerste geval is, net zoals Schipper (1989) aangeeft, wanneer het management invloed uitoefent op de financiële verslaggeving om bepaalde belanghebbenden over de onderliggende economische prestaties van de onderneming te misleiden.
Ook is er sprake van earnings management wanneer het management invloed uitoefent op de financiële verslaggeving en op het structureren van transacties om contractuele uitkomsten (van bijvoorbeeld kredietovereenkomsten/vergoedingscontracten) die afhankelijk zijn van gerapporteerde verslaggevingscijfers, te beïnvloeden (Healy en Wahlen, 1999).
Verder komt in de definitie naar voren dat op twee verschillende manieren de winst gestuurd kan worden, namelijk door het strategisch plannen van bepaalde transacties (zoals de verkoop van vaste activa of het vaststellen van de voorraad) en door het verslaggevingsgedrag van de onderneming.
Healy en Wahlen gaan er wel vanuit dat dit gebeurt binnen de richtlijnen voor de verslaggeving (de GAAP). Wanneer dit niet gebeurt, is er sprake van resultaatmanipulatie: een vorm van fraude.
Healy en Wahlen (1999) belichten met hun definitie maar één (negatieve) kant van winststuring, namelijk die met betrekking tot het misleiden van bepaalde belanghebbenden. Resultaatsturing kan echter ook worden gebruikt om informatie die alleen bij het management van de onderneming bekend is en die over de toekomstige prestaties van de onderneming gaat, naar de markt te communiceren. Bij de eerste vorm is er sprake van opportunistische resultaatsturing en bij de tweede vorm wordt uitgegaan van informatieve resultaatsturing (Vander Bauwhede, 2003).
Omdat in dit onderzoek het verband tussen earnings management (door belanghebbenden te misleiden) en de hoogte van de bonussen van CEO’s centraal staat, speelt de informatieve kant van earnings management derhalve een minder belangrijke rol. Daarom wordt bij dit onderzoek de definitie van Healy en Wahlen aangehouden.
2.2 Motieven voor earnings management
Om de motieven voor het gebruik van earnings management weer te geven, wordt de indeling van Healy en Wahlen (1999) gehanteerd. Zij hebben de verschillende motieven overzichtelijk in drie categorieën ingedeeld, namelijk: - de kapitaalmarkt motieven - de contractuele motieven - de wet- en regelgeving motieven
Naast deze drie motieven van Healy en Wahlen worden er ook andere motieven uitgelegd die naar voren zijn gekomen uit andere onderzoeken.
2.2.1 De kapitaalmarkt motieven
Investeerders en analisten bepalen de koers van de aandelen door gebruik te maken van accounting informatie. Dit kan voor de manager een motief zijn om financiële rapportages er rooskleuriger uit te laten zien met als doel de aandelenkoers op de korte termijn te verhogen. Het tegenovergestelde kan ook een motief zijn waarbij de manager de winstcijfers lager stelt dan dat ze in werkelijkheid zijn. Zo daalt de aandelenkoers op de korte termijn.
Dit laatste is onderzocht door DeAngelo (1986) en Perry en Williams (1994) en zij concludeerden dat managers een kleine, niet-systematisch bewezen prikkel hebben om resultaten onder te waarderen met als doel de aandeelhouders uit te kopen tegen (een voor het management gunstigere) lagere prijs. Dit wordt ook wel management buy-out genoemd, waarmee de managers trachten meer zeggenschap in de onderneming te krijgen. Echter dit geldt alleen voor de kleinere ondernemingen, aangezien multinationals te groot zijn om uit te kopen.
Managers maken gebruik van winstverhogende accruals op het moment voorafgaand aan de uitgifte van extra aandelen (=seasoned equity offering) of bij ondernemingen die voor het eerst naar de beurs gaan (=initial public offering). Bij uitgifte van extra aandelen wordt dus het aandelenkapitaal vergroot en bij beiden wordt er zo meer geld opgehaald door de gestegen aandelenkoers. Dit motief wordt onderbouwd door de resultaten uit de onderzoeken van Friedlan (1994), Rangan (1998), Teoh et al (1998a) en Teoh et al (1998b).
Uit het onderzoek van Erickson en Wang (1999) komt naar voren dat ondernemingen in het kwartaal voor ze een overname financieren met aandelen, hun winst verhogen om de transactiekosten te beperken.
Sterke fluctuaties in de aandelenkoers verhogen ook het risico voor investeerders in ondernemingen.
Om dit risico voor investeerders te verlagen, hebben managers een motief om earnings management toe te passen.
Ze creëren namelijk stabiliteit van de aandelenkoers door in jaren van goede resultaten een deel niet te rapporteren en vervolgens dit deel te rapporteren in een jaar waar de resultaten matig zijn (Palepu et al, 2007).
2.2.2 De contractuele motieven
Een onderneming kan gezien worden als een netwerk van contracten tussen verschillende partijen, onder wie werknemers, leveranciers en kredietverschaffers met als doel toegevoegde waarde te creëren. Vanzelfsprekend wil het management de kosten die deze contracten met zich meebrengen zo laag mogelijk houden. Hierbij moet gedacht worden aan contractkosten en kosten voor (her)onderhandelingen (Jensen en Meckling, 1976).
Volgens Healy en Wahlen (1999) wordt accounting informatie niet alleen gebruikt voor het bepalen van de aandelenkoers maar ook om de contractuele relaties met de verschillende partijen te onderhouden om zo de contract- en onderhandelingskosten te minimaliseren.
Zo spelen leveranciers een belangrijke rol in de dagelijkse operationele processen van een onderneming door het leveren van goederen en diensten. Zij zullen aan de onderneming blijven leveren, wanneer de financiële gegevens positief zijn. Leveranciers eisen daarom dat er bepaalde ratio’s worden gehaald door de onderneming zodat er geen risico bestaat dat de crediteuren niet terugbetaald kunnen worden. Hierbij valt te denken aan een bepaald minimaal niveau van de liquiditeit- en solvabiliteitsratio’s.
In de schuldenovereenkomsthypothese van Watts en Zimmerman (1986) komt naar voren dat het management waarschijnlijk een prikkel heeft om de winst omhoog te sturen, wanneer de onderneming (vrijwel zeker) niet aan de schuldenovereenkomst kan voldoen. Op deze manier wordt het contract met de leverancier niet geschonden en hoeft de onderneming bijvoorbeeld geen boete te betalen. Deze hypothese wordt ondersteund door Defond en Jiambalvo (1994). Zij concludeerden namelijk in hun onderzoek dat de winsten door de managers verhoogd worden in het jaar voordat de schuldenovereenkomst wordt overschreden.
De relatie tussen vakbonden en bedrijven kan ook leiden tot earnings management. De vakbonden letten namelijk bij het onderhandelen met ondernemingen onder andere op de winstgevendheid van de onderneming. Werknemers worden door de vakbonden gezien als belangrijkste input die ervoor zorgen dat een onderneming winsten kan behalen. Wanneer een onderneming positieve resultaten boekt, willen de vakbonden dat de werknemers hiervoor worden beloond door middel van een loonsverhoging. Dit is voor managers een prikkel om lagere winsten te rapporteren om vervolgens geen loonsverhogingen door te hoeven voeren (Palepu et al, 2007).
De kapitaalverschaffers willen vergoed worden voor het verstrekken van kapitaal aan de onderneming. De onderneming verdeelt de behaalde winst onder andere over de reserves en het uit te keren dividend. Dividend is een vergoeding voor de kapitaalverschaffers. Managers zijn vanuit dat oogmerk geneigd om de winst hoger te rapporteren dan deze in werkelijkheid is aangezien ze hiermee de bestaande aandeelhouders tevreden stellen (doordat hen meer dividend uit te keren), alsook nieuwe verschaffers van kapitaal kunnen aantrekken. Deze relatie wordt ondersteund door de onderzoeken van Daniel et al (2008) en Kasanen et al (1996).
Het laatste contractuele motief wat in deze studie naar voren komt, heeft direct te maken met dit onderzoek. Managers ontvangen vaak een bonus die gerelateerd is aan de prestaties van de onderneming. De bonus-plan hypothese van Watts en Zimmerman (1986) beschrijft dat managers, die een bonus (kunnen) ontvangen gerelateerd aan de ondernemingsprestatie, een prikkel hebben om earnings management toe te passen. Zij zullen er voor kiezen om toekomstige winsten te rapporteren in de huidige periode. Zo wordt namelijk de winst verhoogd en behalen ze hun bonustarget. Echter geven Watts en Zimmerman (1986) aan dat managers altijd verslaggevingsmethodes gebruiken om de winst zo hoog mogelijk weer te geven. Dit is niet altijd het geval, volgt uit het onderzoek van Healy (1985). Hij kwam tot de conclusie dat managers ook winstverlagende verslaggevingsmethodes in bepaalde situaties gebruiken, bijvoorbeeld wanneer ze het plafond voor maximale bonusuitbetaling al hebben overschreden. Managers hevelen dan de winsten van de huidige periode over naar een toekomstige periode. Dit motief komt ook nog aan bod in paragraaf 2.5 Het beloningsplan.
2.2.3 De wet- en regelgeving motieven
Ondernemingen hebben te maken met vele wetten en regels waaraan ze zich moeten houden. Hierbij valt te denken aan import/export-quota en belastingen. Managers hebben een prikkel om de winsten lager te rapporteren, zodat minder vennootschapsbelasting hoeven te betalen. Dit wordt ondersteund door het onderzoek van Coppens en Peek (2005).
Verder kan de overheid regels opleggen waardoor ondernemingen hun winsten gaan verlagen, bijvoorbeeld om subsidies te ontvangen. Zo sturen de managers de winsten omlaag om financiële steun (subsidies) te ontvangen van de overheid. Dit wordt ondersteund door het onderzoek van Healy en Wahlen (1999). Verder toonde Jones (1991) dit aan met zijn onderzoek naar importverlichting in relatie met de steun van de International Trade Commission.
Een overig motief wordt uitgewerkt in het onderzoek van Graham, Harvey en Rajgopal (2005). Zij stellen dat managers bezorgd zijn om hun eigen reputatie naar de maatschappij toe.
Bestuurders vinden dat ze hebben gefaald, wanneer de winsttarget van de onderneming niet is behaald. Zo hebben ze een prikkel om de winst hoger te rapporteren dan deze in werkelijkheid is.
2.3 Meten van earnings management
Earnings management is lastig op te sporen. Het verschil in de winst kan namelijk door verschillende factoren zijn ontstaan, bijvoorbeeld door de strategie van de onderneming, de (economische) omstandigheden rondom de onderneming en door earnings management of een combinatie van genoemde factoren.
Vander Bauwhede (2003) omschreef drie methodes die door de onderzoekers worden gebruikt om earnings management te traceren, namelijk: - Systematische keuze voor/aanpassing van de accountingmethoden; - De accruals meetmethode; - Discontinuïteiten in verdeling winstcijfer en afrondingen winstcijfer.
Voor de laatste methode is de dataset van dit onderzoek te gering. Vandaar dat deze methode niet wordt uitgewerkt.
2.3.1 Systematische keuze voor/aanpassing van de accountingmethoden
De verslaggevingsregels bieden enige flexibiliteit voor de managers om het winstcijfer te sturen.
De eerste onderzoeken (zoals die van Hoogendoorn 1990 en 1991) naar earnings management onderzochten of ondernemingen systematisch hun accountingmethoden zo kiezen, of systematisch zo aanpassen, met als doel de winst een bepaalde richting op te sturen. Als gevolg hiervan kiezen de managers er systematisch voor om vaste activa lineair of juist degressief (met een vast percentage van de boekwaarde) af te schrijven met als doel de winst te sturen. De eerste methode gaat er vanuit dat managers de accountingmethodes systematisch kiezen ten behoeve van winststuring. Door de invoering van de IFRS voor Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen is er minder flexibiliteit in het kiezen van verschillende accountingmethodes. De regels zijn namelijk strikter ten opzichte van de GAAP. Vandaar dat er in dit onderzoek is gekozen voor de accruals meetmethode.
2.3.2 De accruals meetmethode
De andere meer omvattende en recentere studies onderzoeken of er een systematische relatie is tussen de door de onderneming geboekte accruals en winststuring. Accruals is het geheel van boekhoudkundige items dat ervoor zorgt dat er een verschil bestaat tussen de gerapporteerde winst en de gerealiseerde cashflow. Afschrijvingen, voorzieningen, toename post debiteuren en afname post crediteuren zijn voorbeelden van accruals.
De totale accruals worden onderscheiden in discretionary en non-discretionary accruals. Discretionary accruals zijn niet-verwachte-, willekeurige accruals en non-discretionary accruals zijn verwachte en niet willekeurige accruals.
De discretionary accruals ontstaan doordat het management gekozen heeft voor bepaalde accountingmethoden en door wijzigingen aan te brengen in deze methoden door de geboekte voorzieningen, door waardeverminderingen en ook door reële transacties. Door deze beslissingen kunnen de managers de accruals van de onderneming en ook de winst, sturen. Non-discretionary accruals hangen samen met de economische omstandigheden van de onderneming en worden geschat en verwacht. De non-discretionary accruals kunnen niet of moeilijk worden beïnvloed door de managers (Vander Bauwhede, 2003).
Een voorbeeld om het verschil tussen discretionary en non-discretionary accruals te verduidelijken, wordt gegeven aan de hand van de post debiteuren door Bissessur en Langendijk (2005, p. 5): ‘Een voorbeeld van een discretionary accrual is het volgende: in voorgaande boekjaren heeft een onderneming de afwaardering voor haar dubieuze debiteuren hoog geschat. In het huidige boekjaar wordt een deel van deze afwaardering teruggeboekt. Deze terugboeking is willekeurig omdat de onderneming enige flexibiliteit heeft bij de bepaling van de hoogte van de afwaardering voor dubieuze debiteuren. Op deze wijze wordt de hoogte van de post Debiteuren willekeurig verhoogd. De verhoging van de post Debiteuren kan echter ook worden veroorzaakt door een groei van de omzet op rekening. Deze verhoging van de post Debiteuren is niet willekeurig. Dit is derhalve een voorbeeld van een non-discretionary accrual.’
De studies naar accruals richt zich op de relatie tussen discretionary accruals en earnings management. De discretionary accruals moeten echter geschat worden omdat alleen de totale accruals observeerbaar zijn. Op de non-discretionary accruals hebben de managers geen invloed en deze hangen af van de economische omstandigheden van de onderneming. Om de totale accruals te splitsen in discretionary- en non-discretionary accruals zijn verschillende modellen ontwikkeld.
Voor de berekening van de totale accruals gebruiken Healy (1985), Jones (1991), DeAngelo (1986) en Dechow et al (1995) allen dezelfde formule, namelijk:
TA (t) = [CA (t) -CL (t) - CASH (t) + STD (t) - Dep (t) ] / A (t-1)
Met:
CA = change in current assets
CL = change in current liabilities
CASH = change in cash and cash equivalents
STD = change in debt included in current liabilities
Dep = depreciation and amortisation
A = total assets
De onderzoeken van Healy (1985), Jones (1991), DeAngelo (1986) en Dechow et al (1995) verschillen echter in het meten van de discretionary accruals.
Deze worden achtereenvolgend besproken, te beginnen met het model van Healy (1985).
Het Healy-model
Healy (1985) is van mening dat de managers met de keuze voor discretionary accruals hun bonus kunnen maximaliseren. Eerder is al aangegeven hoe de totale accruals werden berekend. Voor de berekening van de discretionary accruals gaat hij ervan uit dat de gemiddelde totale accruals van het verleden overeenkomen met de huidige non-discretionary accruals. Dit heeft te maken met het feit dat het gemiddelde niveau van earnings management (als gevolg van discretionary accruals) over enkele periodes gelijk is aan nul. Vandaar dat de gemiddelde totale accruals van het verleden alleen de non-discretionary accruals bevat, aangezien de discretionary accruals nul worden geschat.
Om de non-discretionary accruals te berekenen, komt hij met de volgende formule:
NDA () = TA (t) / T
Met:
NDA = estimated non discretionary accruals
TA = total accruals t = 1,2 ... T is a year subscript for the years included in the estimation period = a year subscript indicating a year in the event period
Vervolgens is het verschil tussen de totale accruals en de non-discretionary accruals gelijk aan de discretionary accruals.
Dit model houdt echter geen rekening met het feit dat accruals afhankelijk zijn van de economische omstandigheden van de onderneming (Kaplan, 1985).
Het DeAngelo-model
DeAngelo (1986) onderzoekt het probleem dat ontstaat wanneer de managers eigen aandelen die in omloop zijn, willen opkopen. Voor de managers is er dan een prikkel om de winst te verlagen door middel van accruals-manipulatie zodat de aandelenkoers daalt en het opkopen van de aandelen goedkoper wordt. Dit model wordt in de literatuur gezien als het aangepaste Healy-model.
DeAngelo meet op dezelfde manier als Healy de sturing van de winst. Hij maakt echter een verschil in de schatting van de verwachte accruals. Waar Healy de verwachte accruals gelijkstelt aan het gemiddelde van de totale accruals van het vorige jaar, zijn bij DeAngelo de verwachte accruals gelijk aan de totale accruals van het voorafgaande jaar.
Zo zien de formules van DeAngelo er iets anders uit, namelijk:
NDA = TA t-1
DA t = (TA t – TA t-1) / Totale Activa t-1
Dit model houdt echter, net als het Healy-model, geen rekening met het feit dat accruals afhankelijk zijn van de economische omstandigheden van de onderneming (Kaplan, 1985).
Het Jones-model
Een veelgebruikt model om winststuring via de accruals meetmethode op te sporen, is van Jones (1991). Zij onderzocht of managers de winst verlagen op het moment dat de Amerikaanse handelscommissie (= ITC) onderzoek doet naar importverlichting of juist de winst verhogen om (extra) subsidie te ontvangen. Het Jones-model heeft het DeAngelo-model op een aantal plaatsen aangevuld. Om de totale accruals te berekenen, omschrijft Jones (1991, p.207) het volgende met de bijbehorende formule:
“De verandering van het niet-kasgedeelte van het werkkapitaal vóór verschuldigde belastingen wordt gedefinieerd als de verandering in vlottende activa zonder cash en korte termijn investeringen min schulden op minder dan één jaar anders dan vlottende vervallende wissels van lange termijn schulden en verschuldigde belastingen:
Total accruals t = (ΔCurrent assets t – ΔCash t) – (ΔCurrent liabilities – ΔCurrent maturities of long term debt t – ΔIncome taxes payable t – Depreciation and amortization expense t) ”
Kaplan (1985) veronderstelde dat accruals afhankelijk zijn van de economische omstandigheden van de onderneming. Jones houdt hier, in tegenstelling tot Healy en DeAngelo, wel rekening mee. Zo wordt de omzet meegenomen in de berekening van de non-discretionary accruals alsook de invloed van de afschrijvingskosten op de materiële activa.
Op deze manier is de volgende formule door Jones opgesteld:
NDA t = α¹ (1/A t-1) + α² (Δ REV t /A t-1) + α³ (PPE t /A t-1)
Met:
NDA t = non-discretionary accruals in het jaar t
A t-1 = Totale activa in het jaar t-1
Δ REV t = Omzet in het jaar t min omzet in het jaar t-1
PPE t = Materiële vaste activa in het jaar t
De voor de onderneming specifieke parameters α1, α2 en α3 worden bepaald door de formule:
TA t = a¹ (1/A t-1) + a² (Δ REV t /A t-1) + a³ (PPE t / A t-1) + ε

Met:
TA t = Totale accruals in het jaar t ε = de storingsterm, de discretionary accruals
Om de discretionary accruals vervolgens te berekenen, wordt er gekeken naar het verschil tussen de totale accruals en non-discretionary accruals. De logische formule is dan:
DA t = TA t – NDA t
Het gemodificeerde Jones-model
Dechow, Sloan en Sweeney (1995) gaven kritiek op het Jones-model. Zij zagen in dat de discretionary accruals in het model verkeerd gemeten kon worden. Het model houdt namelijk geen rekening met het feit dat managers de winsten kunnen manipuleren. Zo kan een manager ervoor kiezen om bijvoorbeeld de omzet eerder te realiseren dan dat deze in werkelijkheid gerealiseerd wordt. Dechow, Sloan en Sweeney houden hier wel rekening mee en daarom brengen ze aan het Jones-model een modificatie aan. Ze veranderen de formule voor non-discretionary accruals door de opbrengsten te corrigeren voor uitstaande vorderingen:
NDA t = α¹ (1/A t-1) + α² [(Δ REV t /A t-1) – (Δ REC t /A t-1)] + α³ (PPE t /A t-1)
Met:
NDA t = non-discretionary accruals in het jaar t
A t-1 = Totale activa in het jaar t-1
Δ REV t = Omzet in het jaar t min omzet in het jaar t-1
Δ REC t = Wijziging in vorderingen in het jaar t ten opzichte van het jaar t-1
PPE t = Materiële vaste activa in het jaar t
Door deze modificatie wordt het model van Dechow et al (1995) ook wel het gemodificeerde Jones-model genoemd. Vanzelfsprekend wordt deze modificatie ook toegepast op de formule van de totale accruals van het Jones-model.
2.3.3 Evaluatie van- en de keuze voor het meetmodel
Niet alleen ontwikkelde Dechow, Sloan en Sweeney (1995) een aangepast Jones-model, maar ook onderzochten ze welke van de bovenstaande vier modellen het beste earnings management detecteert. Dit onderzochten ze aan de hand van een viertal testen waaruit blijkt dat het gemodificeerde Jones-model (van hunzelf) het beste winststuring aangeeft.
Ook onderzochten Guay, Kothari en Watts (1996) onder andere de modellen van Healy, DeAngelo, Jones en Dechow et al. Uit dit onderzoek bleek dat alleen het Jones-model en het gemodificeerde Jones-model de discretionary accruals juist schatten.
Verder kwamen ze tot de conclusie dat de discretionary accruals in het Jones-model alsook het gemodificeerde Jones-model opportunistisch gedrag meet, iets wat noodzakelijk is in dit onderzoek.
Na het gemodificeerde Jones-model zijn er ook nog andere modellen ontwikkeld zoals die van Peasnell et al (1999) en het industrie-model van Dechow en Sloan (1991). Echter Dechow en Sloan gaven al aan dat hun industrie-model voor problemen zorgde.
Het model van Peasnell et al (1999) wordt in de latere onderzoeken naar earnings management niet genoemd (en dus ook niet gebruikt) door onder andere de onderzoekers Vander Bauwhede (2003) en Scott (2003). Deze gebruiken voor het meten van winststuring ook het gemodificeerde Jones-model.
Door deze onderzoeken waarin de verschillende modellen getest en beschreven zijn alsook door het feit dat dit model het meest gebruikt wordt, wordt in dit onderzoek getracht earnings management te detecteren aan de hand van het gemodificeerde Jones-model.
2.4 IFRS
Om tot een verdere harmonisatie te komen van de externe verslaggeving op Europees niveau zijn vergelijkbare- en transparante jaarrekeningen noodzakelijk. Daarom is sinds 2005 het voor de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen verplicht om de jaarrekening op te stellen volgens de International Financial Reporting Standards (IFRS). Deze standaarden voor internationale financiële verslaggeving worden opgesteld en beheert door de International Accounting Standards Board (IASB). De IASB is een (non-gouvernementele) internationale organisatie waarin nationale accountantsorganisaties (zoals de Nederlandse NIVRA) samenwerken (Epe en Koetzier, 2011, p. 68).
De IFRS heeft het volgende uitgangspunt, opgenomen in IAS (vroegere IFRS) 1.15: “De jaarrekening moet een getrouw beeld geven van de financiële positie, de financiële prestaties en de kasstromen van een entiteit. Een getrouw beeld vereist de getrouwe weergave van de gevolgen van transacties, andere gebeurtenissen en omstandigheden, overeenkomstig de definities en opnamecriteria voor activa, verplichtingen, baten en lasten zoals in het IASB-Framework zijn uiteengezet. De toepassing van de IFRS met waar nodig aanvullende informatie, wordt geacht te leiden tot een jaarrekening die een getrouw beeld weergeeft.” (Epe en Koetzier, 2011, p. 77).
Aangezien de standaarden van hoge kwaliteit zijn, zullen de jaarrekeningen die opgesteld zijn volgens deze standaarden ook van een betere kwaliteit zijn. Wanneer er vervolgens de relatie wordt gelegd met earnings management (volgens Healy en Wahlen het misleiden van stakeholders), wordt verwacht dat hoge kwaliteitstandaarden van de IFRS zorgen voor minder resultaatsturing. Dit wordt ondersteund door het onderzoek van Barth et al (2008).

Ook zorgt de IFRS ervoor dat de jaarrekeningen van Europese ondernemingen beter vergelijkbaar zijn met elkaar, met als gevolg dat beleggers en analisten duidelijkere informatie verkrijgen van ondernemingen over de grens. Zo levert de IFRS een beter inzicht voor de belegger over de positie van een onderneming ten opzichte van andere Europese ondernemingen. (Hoogendoorn, 2006)
Het verschil tussen rapporteren aan de hand van de nationale standaarden en IFRS heeft vooral te maken met de rapportage van financiële gegevens zoals pensioenen, goodwill, winstbelastingen, voorzieningen en betalingen die op aandelen zijn gebaseerd. Verder bevat de IFRS veel subjectieve elementen doordat er gerapporteerd dient te worden tegen fair value. Zo heeft de manager een prikkel om earnings management toe te passen aangezien de reële waarde van een balanspost moeilijk is vast te stellen (Hoogendoorn, 2006).
Echter er zijn ook nadelen verbonden aan de IFRS. Het is complex, kostbaar en er is inconsistentie tussen de verschillende standaarden. Ook is het meer rules-based (in plaats van principle-based), iets wat de Nederlandse ondernemingen (nog) niet gewend waren. De IFRS heeft namelijk striktere regels ten opzichte van de GAAP. Verder leidt IFRS ook niet altijd tot betere verslaggeving. (Hoogendoorn, 2006)
2.5 Het beloningsplan in relatie tot earnings management
De achterliggende gedachte bij het beloningsplan is het agency-probleem: het probleem dat ontstaat wanneer eigendom en leiding van elkaar worden gescheiden. Dit kan tot een belangentegenstelling leiden tussen de agent en de principaal. Om deze belangentegenstelling te minimaliseren dient er voor gezorgd te worden dat de belangen van de leiding (agent) hetzelfde is als die van de eigenaren (principaal) (Jensen en Meckling, 1976).
Een manier om dit probleem op te lossen, is om het belang van de agent op dezelfde lijn te stellen als die van de eigenaren, bijvoorbeeld in de vorm van een beloningsplan. Zo’n beloningsplan kan ervoor zorgen dat de bestuurders en de eigenaren van de onderneming een gezamenlijk doel hebben/krijgen, ook wel doelcongruentie genoemd. Op deze manier zal een bestuurder zijn (inside-) informatie eerder aanwenden om de aandeelhouderswaarde van het bedrijf te maximaliseren, in plaats van deze informatie (alleen) voor eigen belang te gebruiken.
Een beloningsplan bestaat uit verschillende componenten zoals: een vast salaris, korte- en lange termijn bonus, optiepakket, aandelenpakket en pensioenbetaling. Zo wordt de manager beloond voor zijn werkzaamheden en gestimuleerd om de winst te verhogen op de korte termijn, alsook op de lange termijn. Op deze manier heeft de manager een prikkel om earnings management toe te passen (Jensen et al, 2004).

Dit onderzoek is gebaseerd op het onderzoek van Healy (1985). Healy trachtte een verband te leggen tussen het gebruik van accruals en de prikkel voor de manager om de winst te sturen om zo zijn (maximale) bonus te behalen. Healy veronderstelde, in tegenstelling tot eerdere onderzoeken, dat managers niet alleen winstverhogende-, maar ook winstverlagende accountingmethodes kiezen om hun bonus te maximaliseren. Zo zullen managers ervoor kiezen, wanneer ze de drempel voor de bonus toch niet meer kunnen halen, om toekomstige uitgaven/kosten (zoals afschrijvingen) in de huidige periode te rapporteren.
Om dit te onderzoeken, deelden hij de beschikbare ondernemingsjaren in drie groepen in, namelijk: LOW, MID en UPP. Deze indeling heeft te maken met de mate van bonusuitkering en de winst. Zo behoren de ondernemingsjaren uit de jaarverslagen waarbij de managers de maximale bonus hebben ontvangen tot de groep UPP en de ondernemingsjaren waarbij de managers een bonus hebben ontvangen, maar niet de maximale, tot de groep MID. De groep LOW bevat de ondernemingsjaren waarbij de managers geen bonus ontvingen. Verder zegt Healy dat de groep UPP de ondernemingsjaren bevat waarbij de kasstroom op operationele basis + non-discretionary accruals groter is dan de maximale bonus. Voor het uitvoeren van zijn onderzoek had hij een aantal aannames. Zo ging hij ervan uit dat de bonussen het enige motief zijn om accruals toe te passen. Verder zei hij dat managers rationeel zijn, zowel winstverhogende- als winstverlagende accruals gebruiken, handelen denkend aan de korte- en lange termijn en de kasstromen niet manipuleren. Verder waren de non-discretionary accruals en de drempel van de bonussen niet observeerbaar (Healy, 1985).
Vervolgens verzamelde Healy de geschikte data van 94 ondernemingen, met een totaal van 1527 ondernemingsjaren. Om deze data te analyseren, voerde hij twee verschillende toetsen uit: de (tweezijdige) Chi2-toets en de (eenzijdige) t-toets. Bij de Chi2-toets wordt het percentage van de accruals van de observatie vergeleken met het verwachte percentage van de desbetreffende groep. De eenzijdige t-toets geeft als resultaat de verschillen tussen de gemiddelde accruals in de groepen LOW, MID en UPP. Hij kwam tot de conclusie, na het uitvoeren van beide toetsen, dat de groep LOW een lager gemiddelde accruals heeft dan groep MID. Dit kan duiden op (meer) winstverlagende accruals in groep LOW in vergelijking met die van groep MID. Ook kwam naar voren dat het gemiddelde van de accruals in de groepen LOW en UPP negatief was, terwijl deze in groep MID positief was. Dit is conform de hypotheses, namelijk dat in de groepen LOW en UPP winstverlagende accruals worden toegepast en in de groep MID winstverhogende accruals. Zijn algemene conclusie luidt: “Er bestaat een relatie tussen het gebruik van discretionary accruals en de motivatie van de managers om earnings management toe te passen ten bate van het opgestelde bonusplan.” (Healy, 1985). In het artikel “Comments on Paul Healy evidence on the effect of bonus schemes on accounting procedure and accrual decisions” gaf Kaplan (1985) kritiek op het onderzoek van Healy.
Zo was Healy niet in staat om de non-discretionary accruals en de discretionary accruals van elkaar te onderscheiden. Hierdoor meette hij de totale accruals inclusief non-discretionary accruals hetgeen geen juiste berekening is. Ook houdt Healy, zoals al eerder vermeld, geen rekening met de economische omstandigheden van de onderneming. De accruals zijn afhankelijk van deze omstandigheden. In hoofdstuk drie wordt uitgelegd op welke manier rekening wordt gehouden met de kritiekpunten van Kaplan bij het uitvoeren van dit onderzoek. (Kaplan, 1985)

3. Onderzoeksmethode
Er is logischerwijs gekozen voor kwantitatief onderzoek omdat de relatie tussen earnings management en de hoogte van de bonus bekeken wordt.
Allereerst zijn aan de hand van Thomson ONE Banker de gegevens verzameld van de dertien bedrijven die aan de AEX genoteerd zijn (zie bijlage). Om de totale accruals uit te rekenen, zijn de volgende variabelen opgevraagd van de jaren 2006-2010: - Totale Activa - Totale Omzet - Nettowinst - Operationele cashflow
Vervolgens zijn er aan de hand van SPSS gemiddelden berekend voor de bovenstaande variabelen, alsook het gemiddelde voor de totale accruals. Het gemiddelde van de totale accruals is berekend door de totale accruals allereerst te delen door de totale activa van het voorafgaande jaar. De uitkomsten hiervan worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal waarnemingen.

Ondernemingsgegevens (x €1.000.000) | | Totale activa | Totale Omzet | Nettowinst | Totale Accruals | Gemiddelde | 35538,59987 | 14244,02133 | 783,58283 | -,05452 | Mediaan | 7300,80000 | 8352,00000 | 384,90000 | -,04100 | Standaarddeviatie | 81180,320476 | 14159,375896 | 1241,647615 | ,143002 | Percentielen | 25 | 3926,72000 | 2314,92200 | 170,77600 | -,06350 | | 50 | 7300,80000 | 8352,00000 | 384,90000 | -,04100 | | 75 | 19300,00000 | 26793,00000 | 863,00000 | -,00350 |
Tabel 1: Totale activa, totale omzet, nettowinst en totale accruals
Om de discretionary accruals te berekenen, moet er een aantal onafhankelijke variabelen worden berekend. Bij de lineaire regressieanalyse wordt gebruik gemaakt van het gemodificeerde Jones-model. Deze variabelen zijn in de tabel hieronder te vinden.

Onafhankelijke variabelen | | 1/activa t-1 | (∆omzet/activa t-1)-(∆netto-ontvangsten/activa t-1) | materiële activa/activa t-1 | Gemiddelde | ,00008 | ,03174 | ,51802 | Mediaan | ,00000 | ,00650 | ,44100 | Standaarddeviatie | ,000340 | ,277451 | ,323928 | Percentielen | 25 | ,00000 | -,06275 | ,24275 | | 50 | ,00000 | ,00650 | ,44100 | | 75 | ,00000 | ,10575 | ,87600 |

Tabel 2: De onafhankelijke variabelen voor de regressieanalyse
De afhankelijke variabele en de onafhankelijke variabelen komen in de volgende regressieformule tot uiting waarna de regressiecoëfficiënten worden berekend:
TA t / A t-1 = a¹ (1/A t-1) + a² [(Δ REV t /A t-1) – ( Δ REC t /A t-1)] + a³ (PPE t / A t-1) + ε.
Wanneer de regressiecoëfficiënten bekend zijn, kunnen door middel van de onderstaande formule de discretionary accruals worden uitgerekend voor elk ondernemingsjaar:
DA t =(TA t/ A t-1) – [ α¹ (1/A t-1) + α² [(Δ REV t /A t-1) – (Δ REC t /A t-1)] + α³ (PPE t /A t-1)].
Daarnaast zijn gegevens nodig over de hoogten van het vaste salaris en de hoogte van de bonus. Deze zijn te vinden op de site van de Vereniging van Effectenbezitters. De jaren waarin een nieuwe CEO is aangesteld (en de oude CEO uittreedt), worden buiten beschouwing gelaten. Vervolgens worden deze bonussen in drie groepen ingedeeld. De groep LOW bevat de ondernemingsjaren waarin de bonus minder dan 50% van het vaste salaris is geweest. De groep MID bevat de ondernemingsjaren waarin de bonus tussen de 50% en 100% van het vaste salaris was. De ondernemingsjaren waarin de bonus meer dan 100% van het vaste salaris bedroeg, zijn ingedeeld in de groep UPP.
Om vervolgens het verband tussen de groepen en de richting van de discretionary accruals te toetsen, wordt gebruik gemaakt van de Chi2-toets. De verwachting is dat de groepen LOW en UPP meer negatieve dan positieve discretionary accruals bevatten. De managers in deze groepen kunnen namelijk niet meer de maximale bonus behalen (groep LOW) of hebben de maximale bonus al behaald (groep UPP) en zo creëren ze meer ruimte voor toekomstige jaren. Voor de groep MID geldt het omgekeerde, namelijk meer positieve dan negatieve discretionary accruals. Zij hebben namelijk de prikkel om de winst omhoog te stuwen om alsnog de maximale bonus te ontvangen.
Als laatste wordt gekeken of de gemiddelden van de groepen significant van elkaar verschillen door middel van de variantie-analyse.

4. Resultaten
De discretionary accruals worden zoals eerder aangegeven, geschat door het gemodificeerde Jones-model. Bij de toetsen die worden gehanteerd in dit onderzoek is uitgegaan van een betrouwbaarheidsinterval van 95%. Eerst worden de regressiecoëfficiënten geschat.
Allereerst komt er bij de gebruikte data naar voren, dat de onafhankelijke variabele 1/Activa t-1 als constant wordt gezien of geen correlatie heeft met de totale accruals. Deze wordt dan ook verder niet meegenomen met het bepalen van de regressiecoëfficiënten alsook niet met het schatten van de discretionary accruals. De resultaten zijn hieronder weergegeven:

Model Summary | Model | R | R Square | Adjusted R Square | Std. Error of the Estimate | 1 | ,535a | ,286 | ,251 | ,052921 |
Tabel 3: Regressieanalyse
De analyse geeft een R2 van 0,286, wat betekent dat 28,6% van de variantie van de afhankelijke variabele totale accruals wordt verklaard door de twee onafhankelijke variabelen. De twee onafhankelijke variabelen zijn (Δ REV t /A t-1) – ( Δ REC t /A t-1) en PPE t /A t-1. De aangepaste R2 van 0,251 is gecorrigeerd voor het aantal variabelen en waarnemingen.
De volgende test, de ANOVA, geeft aan of het model significant is of niet.

ANOVA | Model | Sum of Squares | df | Mean Square | F | Sig. | 1 | Regression | ,045 | 2 | ,022 | 8,019 | ,001 | | Residual | ,112 | 40 | ,003 | | | | Total | ,157 | 42 | | | |
Tabel 4: De ANOVA-test

Hieruit blijkt dat de F-waarde (= het deel van de verklaarde variantie gedeeld door het gedeelte van de onverklaarde variantie van het model) 8,019 is en het gehele model significant is, namelijk 0,001.
Nu gebleken is dat het model significant is, wordt er in de volgende stap gekeken of de onafhankelijke variabelen individueel significant zijn. De volgende tabel geeft de uiteindelijke regressieformule weer: Coefficients | Model | Unstandardized Coefficients | Standardized Coefficients | t | Sig. | | B | Std. Error | Beta | | | 1 | (Δ omzet/activa t-1)-( Δ rec/activa t-1) | -,053 | ,030 | -,240 | -1,793 | ,081 | | materiële activa/activa t-1 | -,047 | ,013 | -,473 | -3,540 | ,001 |

Tabel 5: De regressiecoëfficiënten
De onafhankelijke variabele 1/activat-1 is weggelaten in de analyse. Verder zijn de regressiecoëfficiënten α2 en α3 te zien. Deze zijn respectievelijk -0,053 en -0,047. De coëfficiënt α3 is significant maar α2 is niet significant (of significant bij 0,09). Echter volgens Vocht (2009) moeten de niet-significante coëfficiënten wel worden meegenomen in de analyse. Hij verwoordde dit als volgt (Vocht, 2009, p. 202): “alle variabelen moeten in de regressieformule worden meegenomen, ook degene die niet significant zijn, omdat de parameters voor de significante variabelen gecorrigeerd zijn voor deze effecten.”
Wanneer de regressiecoëfficiënten bekend zijn, kunnen door middel van de onderstaande formule de discretionary accruals simpel worden uitgerekend voor elk ondernemingsjaar:
DA t =(TA t/ A t-1) – [ α¹ (1/A t-1) + α² [(Δ REV t /A t-1) – (Δ REC t /A t-1)] + α³ (PPE t /A t-1)],
Met α¹ (1/A t-1) = 0, α² = -0,053 en α³ = -0,047. Gemiddelde | -0,0351 | Mediaan | -0,0245 | Standaarddeviatie | 0,1561 |
Tabel 6: Discretionary accruals
Hieruit blijkt dat er gemiddeld meer negatieve- dan positieve discretionary accruals zijn gebruikt door de CEO’s aangezien het gemiddelde -0,0351 is.
Met de Chi2-toets wordt vervolgens bepaald of er een verband is tussen de richting van de discretionary accruals en de groepen LOW, MID en UPP. | Negatief | Positief | Totaal | Gemiddelde | LOW | 4 | 3 | 7 | -0,0081 | MID | 13 | 6 | 19 | -0,0755 | UPP | 10 | 7 | 17 | -0,0007 | Totaal | 25 | 18 | 43 | -0,0351 |

| Waarde | Asymp. Sig. | Pearson Chi-square | 3,207 | 0,380 |

Tabel 7: Richting discretionary accruals m.b.t. de groepen

Tabel 8: De Chi2-toets
In de groep LOW zijn er 4 negatieve en 3 positieve discretionary accruals. In LOW wordt verwacht dat er meer negatieve dan positieve zouden voorkomen. Dit is conform de verwachting. De groep MID bevat 13 negatieve en 6 positieve discretionary accruals.
Echter voor de groep MID werd verwacht dat er meerdere positieve dan negatieve zouden voorkomen. Dit is niet conform de verwachting. Verder komen in de groep UPP 10 negatieve- en 7 positieve discretionary accruals voor. Dit is voor deze groep conform de verwachting aangezien er meer negatieve dan positieve discretionary accruals zijn.
De Chi2-toets geeft een waarde van 3,207 en heeft een P-waarde van 0,380. Hieruit wordt de conclusie getrokken dat er geen verband bestaat tussen de groepen LOW, MID en UPP en de richting van de discretionary accruals.
Om vervolgens te kijken of de gemiddelden van de drie groepen significant van elkaar verschillen, wordt de variantie-analyse van Bonferroni gebruikt. De resultaten zijn hieronder weergegeven:
Multivergelijking (Bonferroni)
Onafhankelijke variabele: discretionary accruals (I) GROEP (J) GROEP | Gemiddelde verschil (I-J) | Standaardfout | Sig. | | | | | LOW | MID | ,067188 | ,069609 | 1,000 | | UPP | -,007756 | ,070703 | 1,000 | MID | LOW | -,067188 | ,069609 | 1,000 | | UPP | -,074944 | ,052560 | ,485 | UPP | LOW | ,007756 | ,070703 | 1,000 | | MID | ,074944 | ,052560 | ,485 |
Tabel 9: De variantie-analyse van Bonferroni
Uit de gegevens in de tabel blijkt dat er geen verschil bestaat tussen de groepsgemiddelden. De P-waarde is namelijk altijd boven de 0,05. Dit houdt in dat geen enkele groep significant verschilt van een andere groep.

5. Conclusie
Nu alle resultaten bekend zijn voor het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag en de deelvragen, worden deze achtereenvolgend uitgewerkt in dit hoofdstuk.
De eerste deelvraag luidt:
- “Passen CEO’s winstverlagende discretionary accruals toe, wanneer de drempel voor de bonus niet wordt bereikt en dus ook geen bonus wordt uitgekeerd?” -
Deze vraag heeft betrekking op de groep LOW. Uit de resultaten blijkt dat CEO’s in deze groep inderdaad winstverlagende discretionary accruals toepassen namelijk vier negatieve tegenover drie positieve met een gemiddelde van -0,0081. Echter dit groepsgemiddelde wijkt niet significant af van dat van andere groepen.
Dit is de reden dat in dit onderzoek niet de conclusie getrokken kan worden dat CEO’s winstverlagende discretionary accruals toepassen wanneer de drempel voor de bonus niet wordt bereikt en er derhalve ook geen bonus wordt uitgekeerd.
De tweede deelvraag waar een antwoord op gegeven wordt, is:
- “Passen CEO’s winstverhogende discretionary accruals toe, wanneer de drempel voor de bonus wordt overschreden, maar het plafond nog niet is bereikt, om zo de maximale bonus te ontvangen?” -
Deze vraag heeft betrekking op de groep MID. Het resultaat in dit onderzoek van deze groep laat zien dat de bestuurders negatieve discretionary accruals toepassen. Ook is het gemiddelde het laagst ten opzichte van dat van de andere twee groepen, namelijk -0,0755. Verder verschilt het groepsgemiddelde niet significant van dat van de groepen LOW en UPP. Hieruit wordt in dit onderzoek geconcludeerd dat bestuurders geen winstverhogende discretionary accruals toepassen wanneer de drempel voor de bonus wordt overschreden maar het plafond nog niet is bereikt.
De laatste deelvraag heeft betrekking op de groep UPP en is als volgt geformuleerd:
- “Passen CEO’s winstverlagende discretionary accruals toe, wanneer het plafond voor de bonus wordt overschreden en dus de maximale bonus wordt uitgekeerd?” -
Het groepsgemiddelde van de groep UPP is -0,0007 maar verschilt niet significant met dat van de gemiddelden van de andere groepen. Wel worden er meer negatieve dan positieve discretionary accruals gebruikt. Dit is conform de verwachting. Echter de deelvraag wordt niet statistisch ondersteunt en kan derhalve niet de conclusie worden getrokken dat bestuurders winstverlagende discretionary accruals toepassen wanneer het plafond van de bonus wordt overschreden en de maximale bonus wordt uitgekeerd.
Nu de antwoorden van de deelvragen bekend zijn, is een antwoord te geven op de centrale onderzoeksvraag van dit referaat, geformuleerd als volgt:
“Passen de CEO’s van aan de AEX beursgenoteerde ondernemingen earnings management toe om hun bonus te verhogen?”
Het antwoord op de centrale onderzoeksvraag volgt uit de drie eerder gegeven antwoorden.
De gemiddelde discretionary accruals van de groepen LOW en UPP zijn zoals verwacht maar deze groepsgemiddelden wijken niet significant van elkaar af. Het gemiddelde discretionary accruals van de groep MID is negatief hetgeen niet conform de verwachting is.
Doordat de gemiddelden niet significant van elkaar afwijken, kan de centrale onderzoeksvraag niet statistisch onderbouwd worden en luidt het antwoord:
Nee, CEO’s van aan de AEX beursgenoteerde ondernemingen passen geen earnings management toe om hun bonus te verhogen, althans het valt niet statistisch te bewijzen.
Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Allereerst dient het onderzoek te zijn afgerond binnen een tijdsbestek van vier maanden. Ook is er in dit onderzoek gekozen voor het analyseren van dertien ondernemingen, terwijl de AEX uit 25 ondernemingen bestaat. Dit is iets wat in een eventueel vervolgonderzoek uitgebreid kan worden. Verder kan er voor een toekomstig onderzoek worden gekozen voor een ander (nieuw) model voor het meten van de discretionary accruals. Als laatst kan er ook onderzoek worden gedaan naar het gebruik van earnings management ten behoeve van de bonus vóór en na de invoering van IFRS.

Literatuur
Bissessur, S.W. en H.P.A.J. Langendijk, Earnings management: de stand van zaken ten aanzien van het onderzoeksontwerp, Accounting, mei 2005, 4-13.
Coppens P. en E. Peek, An analysis of earnings management by European private firms, Journal of International Accounting, Auditing and Taxation, 2005, 1-17.
Daniel, N. D., D. J. Denis, and L. Naveen, Do Firms Manage Earnings to Meet Dividend Thresholds?, Journal of Accounting and Economics, 2008, Vol. 45, 2-26.
DeAngelo, L.E., Accounting numbers as Market Valuation Substitutes: a study of management buyouts of public stockholders, The Accounting Review, 1986, Vol. 61, 400-420.
Dechow, P.M., R.G. Sloan en A.P. Sweeney, Detecting earnings management, The Accounting Review, 1995, Vol. 70, 193-225.
Defond, M.L. en J. Jiambalvo, Debt covenant violation and manipulation of accruals, Journal of Accounting and Economics, 1994, Vol. 17, 145-171.
Epe, P. en W. Koetzier, Jaarverslaggeving, Noordhoff Uitgevers, Zesde druk, 2011
Erickson, N. en Shiing-wu Wang, Earnings management by acquiring firms in stock for stock mergers, Journal of Accounting and Economics, 1999, Vol. 27, 149-177.
Fok D. en P.H. Franses, Testing Earnings Management, Econometric Institute Reports, working paper, 2009, 1-20.
Friedlan J.M., Accounting Choices of Issuers of Initial Public Offerings, Contemporary Accounting Research, 1994, Vol. 11, 1-31.
Healy, P.M., The effect of bonus schemes on accounting decisions, Journal of Accounting and Economics, 1985, Vol. 7, 85-107.
Holthausen, R.W, D.F. Larcker en R.G. Sloan, Annual bonus schemes and manipulation of earnings, Journal of Accounting and Economics, 1995, Vol. 19, 29-74.
Hoogendoorn, M.N., Stelselwijzigingen in de jaarrekening, 1990, Wolters-Noordhoff.
Hoogendoorn, M.N., Theorie en praktijk van stelselwijzigingen in de jaarrekening, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, maart 1991, Vol. 65, 67-76.
Hoogendoorn, M., Eerste ervaringen met IFRS, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 2006, Vol. 11, 530-531.
Jones J., Earnings Management During Import Relief Investigations, Journal of Accounting Research, Vol. 29, 1991, 193-228.
Jensen, M. C. en W.H. Meckling, Theory of the firm: managerial behavior; Agency costs and ownership structure, Journal of Financial Economics, 1976, Vol. 3, 305-360.

Jensen, M.C., K.J. Murphy en E.G. Wruck, Remuneration: where we’ve been, how we got there, what are the problems, and how to fix them, Negotiation, Organizations and Market Research paper series, 2004, Vol. 44.
Kaplan, R.S., Comments on Paul Healy evidence on the effect of bonus schemes on accounting procedure and accrual decisions, Journal of Accounting and Economics, 1985, Vol. 7, 109-113.
Kasanen, E., J. Kinnuen, en J. Niskanen, Dividend based earnings management: empirical evidence from Finland, Journal of Accounting en Economics, 1996, Vol. 22, 283-312.
Lev, B., On the usefulness of Earnings and Research: Lessons and Directions From Two Decades of Empirical Research, Journal of Accounting Research, 1989, Vol. 27, 153-201.
McKee, T. E., Earnings management: an executive perspective, 2005, Ohio: Thomson Learning.
Mulford, C.W. en E.E. Comiskey, The financial numbers game: detecting creative accounting practices, New York, 2002.
Palepu K. G., P.M. Healy, V. L. Bernard en E. Peek, Business analysis and valuation: IFRS edition, Thomson, 2007.
Perry, S., en T. Williams, Earnings management preceding management buyout offers, Journal of Accounting and Economics, 1994, Vol. 18, 157-179.
Peasnell, K.V., P.F. Pope en S. Young, Accrual management to meet earnings targets: did Cadbury make a difference?, Lancaster University, 1999.
Rangan, S., Earnings Management and the Performance of Seasoned Equity Offerings, Journal of Financial Economics, 1998, Vol. 50, 101-122.
Remie, M., Voormalig topman SNS Reaal legt al zijn functies neer, NRC Handelsblad, 3 februari 2013.
Teoh, S. H., I. Welch en T.J. Wong, Earnings Management and the Long-Run Market Performance of Initial Public Offerings, Journal of Finance, 1998a, Vol. 55, 1935-1975.
Teoh, S.H., I. Welch en T.J. Wong, Earnings Management and the Post-Issue Underperformance in Seasoned Equity Offerings, Journal of Financial Economics, 1998b, Vol. 50, 63-100.
Vander Bauwhede, H., Resultaatsturing en kapitaalmarkten: een overzicht van de academische literatuur, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 2003, Vol. 5, 196-204.
Vocht, A. de, Basishandboek SPSS 17. SPSS Statistics, 2009, Utrecht: Bijleveld Press.
Watts, R.L. en J. L. Zimmerman, Positive accounting theory, 1986, New Jersey.

Bijlage Aegon NV 2006-2010 | Akzo Nobel NV 2006-2010 | Asml Holding NV 2006-2010 | Corio NV 2006-2010 | Koninklijke Ahold NV 2006-2010 | Koninklijke DSM 2006-2010 | Koninklijke Philips Electronics NV 2006-2010 | Randstad Holding NV 2006-2010 | Reed Elsevier NV 2006-2010 | SBM Offshore NV 2006-2010 | TNT Express NV 2008-2010 | Unilever NV 2006-2010 | Wolters Kluwer NV 2006-2010 |
De dertien onderzochte ondernemingen

Similar Documents

Premium Essay

Earning Management

...Earning management is good or not? Introdcution This essay is to examine whether earning management is it good or bad. Though there is so many debate about whether it should be accepted to be good rather than bad, however, this essay will explain the both side of earnings management. Earnings management reduces the quality of financial reporting, it can interfere with the resource allocation in the economy and can bring adverse consequences to the financial market. This essay analyses both, causes and motives of earnings management as well as possible remedies. Therefore, it is not surprising that market participants, legislators, regulators, and academics are concerned with the need to control financial reporting abuses. The following paper will demonstrate how the effect to the good side and the bad side of it and outline the reason for the impact to appreciate the good and the bad of earnings management. Identify what is key driver of motivation either an earning management is good or bad. This will enable us to analyse the good and bad side nature of the earning management. BODY Good Side of Earning Management There is definitely a good side of earning management if it is properly practice for the benefits of the companies prior to achieving the key performance objective of the companies. Good earnings management means ―reasonable and proper practices. ―Accounting Subjectivity and Earnings Management: A Preparer Perspective‖ referred by Parfet (2000) contends:...

Words: 1173 - Pages: 5

Premium Essay

Earning Management

...The reason for and benefits of good earnings management Earnings management is a strategy used by the management of company to manipulate the company’s earnings so that the figures match a pre-determined target. This practice is carried out for the purpose of income smoothing. Thus, rather than years of exceptionally good or bad earnings, companies will try to keep the figures relatively stable by adding and removing cash from reserve accounts. One of the good earnings management activities is describe as income smoothing. It is involve that management taking actions to try to create stable financial performance by acceptable, voluntary business decisions in the context of competition and market developments. Income smoothing can be used by management that the entity when making sufficient profit to allow it. And the reason is why the management using income smoothing that the main reason is its remuneration for controlling shareholders. The benefits lie in transferring wealth to the old shareholders from new shareholders The accounting policy choice would be whether from company should be a voluntary early adopter of a new accounting standard or wait two years until adoption of the new accounting standard is required of all companies. An example of a proper management operating decision would be whether or not to implement a special discount or incentive program to increase sales near the end of a quarter when revenue targets are not being met. Another...

Words: 470 - Pages: 2

Premium Essay

Earnings Management:

...© 2000 American Accounting Association Accounting Horizons Vol. 14 No. 2 June 2000 pp. 235-250 Earnings Management: Reconciling the Views of Accounting Academics, Practitioners, and Regulators Patricia M. Dechow and Douglas J. Skinner Patricia M. Dechow is an Associate Professor and Douglas J. Skinner is a Professor, both at the University of Michigan. SYNOPSIS: We address the fact that accounting academics often have very different perceptions of earnings management than do practitioners and reguiators. Practitioners and reguiators often see earnings management as pervasive and probiematic—and in need of immediate remediai action. Academics are more sanguine, unwiiiing to beiieve that earnings management is activeiy practiced by most firms or that the earnings management that does exist should necessarily concern investors. We explore the reasons for these different perceptions, and argue that each of these groups may benefit from some rethinking of their views about earnings management. INTRODUCTION Despite significant attention on earnings management from regulators' and the financial press,^ academic research has shown limited evidence of earnings management. While practitioners and regulators seem to believe that earnings management is For example, SEC Chairman Levitt delivered a major speech on earnings management in the fall of 1998 in which he advocated a niunber of initiatives to improve the quahty of financial reporting (Levitt 1998). As part...

Words: 7836 - Pages: 32

Premium Essay

Earning Management

...Academic Year: 2014/15 Module code: P13505, Level 3 Autumn Semester Module Outline: Auditing, Governance and Scandals (AGS) |Module Convenor |Dr. Kevin Dow, AB474 | |Lectures |Dr. Kevin Dow | | |TH 4:00-5:30, TB 329 | |Additional Staff |Cass Lai, AB247 | |E-mail addresses |kevin.dow@nottingham.edu.cn | | |cass.lai@nottingham.edu.cn | |Office Hours |Dr. Kevin Dow: Th, 2:00 pm - 4:00 pm, every Thursday until Exams (except December 11 and 25) | | |Cass Lai: Th, 2:00 pm - 4:00 pm | KEY POINTS • This is a Level 3, 10 credit module; • Assessment basis: a one and a half hour Examination (100%); • Keywords: Audit; Governance; Corporate Scandals; Audit Theory and Practice; Accountability; • Pre-requisite module: P12307 Financial Reporting. MODULE AIMS To use a mix of textual and...

Words: 1810 - Pages: 8

Premium Essay

The Fundamental of Earnings Management

...Abstract With the rapid development of society and economy, the earning management in capital market becomes one of the hottest issues of general public. Earnings management actually is a process that the management of the firms control the financial report. In this research paper, I will talk about the fundamental of the earnings management, it including the concept and the feature of the earning management as well as the effect of the earnings management. Contents Abstract………………………………………………………………………………..2 Concept of earnings management……………………………………………………..4 Feature of earnings management……………………………………………………...5 Patterns of earnings management……………………………………………………..6 Evidence of earnings management for bonus purpose…………………….................7 Other motivations for earnings management……………………………………........8 The good and bad side of earnings management……………………………..............9 Conclusions…………………………………………………………..........................10 Reference………………………………......................................................................12 1. Concept of earnings management Since the 80s of 20th century, earnings management became a hot research subject in the international economics and accounting educational circles, the financial reporting and a contracting perspective can be viewed related to this hot subject. An accurate understanding of earnings management is very important to accountants, because it related to the understanding the usefulness of net income which...

Words: 1778 - Pages: 8

Premium Essay

Earning Management: Ceo Turnover

...Introduction Theoretically, earnings management is a technique taken by manager in manipulating accounting transaction in order to achieve some specific objective. This is more likely to occur in few circumstances either the company unable to meet the investor expectation or sometimes also due to several motivation factors. Even though earnings management is often intentionally to misleading information, however it is consider as “allowable but unethical” as long as not lead to fraudulent activity. This concept is said to be unethical because it still against the objectivity and the originality of that standards even complying all the basic requirements. In this writing provide some discussion of literature review of the CEO changes and earnings management. Generally, according to big bath hypothesis, the CEO is trying to hide current higher earnings in order to secure their position in future drop earnings performance. In other hand, the contemporary CEO claim that he always does not have sufficient time especially on his first year tenure to show his capability, hence take opportunistically behavior by manipulate the account in achieving their target. Also, in few cases, CEO’s compensation also being some motivation factors. CEO big bath hypothesis Generally, the likelihood involuntary CEO turnover are positively related to a firm's earnings management. The relation surrounding CEO turnover also occurs either the current performance good or bad. Big Bath in accounting...

Words: 1680 - Pages: 7

Premium Essay

Earning Management

...Earnings management is the choice by a manager of accounting policies, or real actions that affect earnings, so as to achieve some specific reported earnings objective. Earnings management involves the artificial increase (or decrease) of revenues, profits, or earnings per share figures through aggressive accounting tactics on all earnings. Aggressive earnings management is a form of fraud which differs from reporting error. Most of this happens when management of the companies need to present and show the earnings at a certain level or certain loopholes in financial reporting standards. These are fraudulent reporting due to unfulfilling the accounting practice principles with the techniques of revenue recognition, accounting policy change, timing adoption of new standards, write-off, asset sales, provisions, accruals (discretionary) and direct changes to retained earnings. Types of Earnings Management: 1) Unsuitable revenue recognition 2) Inappropriate accruals and estimates of liabilities 3) Excessive provisions and generous reserve accounting 4) Intentional minor breaches of financial reporting requirements that tied to material breach. All of this had been used by some companies to influence the figures by bending the rules rather than breaking them, anticipate or increasing the income reduce or delay the recognition of the expenses and shifting way from debt or losses. Pattern of Earnings Management: 1) Big Bath accounting is the process where publicly traded corporations...

Words: 324 - Pages: 2

Premium Essay

Earning Management

...SUMMARY ON EARNINGS MANAGEMENT Earnings management, is the creative use of different accounting techniques to make financial statements look better. There are two types of earnings management, which may be income increasing (positive EM) and income decreasing (negative management). The modest earnings management has its positive side. View of the role of the signal from the information point of view, earnings management is an internal information management will be communicated to other stakeholders as a tool. A reasonable choice of accounting policies and disclosure of accruals, can be business-related internal information passed on, and thus affect the cost of capital. Earnings management also avoids excessive fluctuations in the profits of enterprises, profit-oriented itself is stable and long-term trends of the future of the enterprise as a good explanation. In addition, the operator can also use the surplus to manage the situation is not expected to make a flexible response, to a certain extent, to avoid breach of contract, thereby reducing the corporate cost of capital. However, there are also drawbacks of earnings management. First, earnings management is a non-effective short-term behavior, it will not increase their profits, they may even aggravate the enterprises operating difficulties, damage to the interests of shareholders. Earnings management deliberately distorts some of the accounting data, thereby reducing the financial statements, information, reliability...

Words: 364 - Pages: 2

Premium Essay

Earnings Management

...Creative accounting and earnings management are euphemisms referring to accounting practices that may follow the letter of the rules of standard accounting practices, but certainly deviate from the spirit of those rules. They are characterized by excessive complication and the use of novel ways of characterizing income, assets, or liabilities and the intent to influence readers towards the interpretations desired by the authors. The terms "innovative" or "aggressive" are also sometimes used. The term as generally understood refers to systematic misrepresentation of the true income and assets of corporations or other organizations. "Creative accounting" is at the root of a number of accounting scandals, and many proposals for accounting reform – usually centering on an updated analysis of capital and factors of production that would correctly reflect how value is added. Newspaper and television journalists have hypothesized that the stock market downturn of 2002 was precipitated by reports of accounting irregularities at Enron, Worldcom, and other firms in the United States. One commonly accepted incentive for the systemic over-reporting of corporate income which came to light in 2002 was the granting of stock options as part of executive compensation packages. Since stock prices reflect earning reports, stock options could be most profitably exercised when income is exaggerated, and the stock can be sold at an inflated profit. The most notable activist is Abraham Briloff ...

Words: 669 - Pages: 3

Premium Essay

Earnings Management

...Earnings Management Eli Mudrick Professor David Heier, CPA, MBA 11 June 2014 Earning Management This paper looks at the speech entitles “The ‘Numbers Game’” that SEC chairman Arthur Levitt delivered at the NYU Center for Law and Business regarding earnings management in 1998. While companies use many techniques and illusions to improve their numbers, this paper will only look at three: “Cookie-Jar” Reserves, “Big Bath” Charges, and Revenue Recognition. After discussing and using real world examples of these techniques, this paper will examine ethical questions related to the selection of audit committee members such as qualifications and independence. Cookie Jar Reserves Cookie Jar reserves refers to the practice of intentionally recording unreasonable estimates or one time transactions during good economic times in order to smooth out activity in bad economic times (Levitt). These transactions directly violate, not only simple human honesty, but also Conservatism, one of the main accounting principles. A real world example of the use of cookie jar reserves is the computer company Dell. In 2010, they paid a penalty to the SEC of $100 million dollars due to their using of cookie jar reserves. To establish their reserves, Dell did not disclose payments from Intel which were paid in order to maintain exclusive use of their microprocessors. When times were tough, Dell drew on these reserves. At one point, these reserves made up more than 70% of their quarterly earnings...

Words: 1083 - Pages: 5

Free Essay

Earning Management

...104 Jurnal Akuntansi & Keuangan Vol. 2, No. 2, Nopember 2000: 104 – 115 EARNINGS MANAGEMENT: SUATU TELAAH PUSTAKA Tatang Ary Gumanti Dosen Fakultas Ekonomi Jurusan Manajemen dan Akuntansi - Universitas Jember ABSTRAK Earnings management atau manajemen laba merupakan suatu fenomena baru yang telah menambah wacana perkembangan teori akuntansi. Istilah manajemen laba muncul sebagai konsekuensi langsung dari upaya-upaya manajer atau pembuat laporan keuangan untuk melakukan manajemen informasi akuntansi, khususnya laba (earnings), demi kepentingan pribadi dan/atau perusahaan. Manajemen laba itu sendiri tidak dapat diartikan sebagai suatu upaya negatif yang merugikan karena tidak selamanya manajemen laba berorientasi pada manipulasi laba. Secara teoritis ada banyak cara atau metode yang dapat ditempuh oleh manajer (pembuat laporan keuangan) untuk mempengaruhi laba yang dilaporkan (reported earnings) yang memang memungkinkan ditinjau dari teori akuntansi positif (positive accounting theory). Teori akuntansi positif menjelaskan bahwa manajer memiliki insentif atau dorongan untuk dapat memaksimalkan kesejahteraannya. Bukti-bukti empiris menunjukkan bahwa praktek manajemen laba ditemui dalam banyak konteks. Hal ini menunjukkan bahwa peristiwa atau variabel-variabel ekonomi tertentu dapat dijadikan sebagai sarana untuk memanaje laba. Kenyataan tersebut memberikan peluang bagi para peneliti akuntansi khususnya, dan peneliti manajemen umumnya, untuk meneliti kemungkinan munculnya manajemen...

Words: 5010 - Pages: 21

Premium Essay

Earning Management

...2 Corinthians 4 - IVP New Testament Commentaries Resources » Commentaries » 2 Corinthians » Chapter 4 » exegesis View 2 Corinthians 4:7-12 * * * * * God's Power Is Made Known Through Ministerial Hardships Virtually every archaeological dig in the Middle East has unearthed innumerable pieces of pottery from earliest civilization forward. Pottery seems to have been a favorite material for fashioning a wide variety of utensils. It was not a costly material. The well-to-do turned to materials such as ivory, glass, marble, brass and costly wood. Pottery, on the other hand, was the material of the common person. It was used to make everything from pitchers, oil jars and bowls to griddles, washbasins and pots. Coarse clay was preferred for utilitarian ware. For more expensive vessels, the potter first refined the clay by treading it out in water. Clay pots found many uses. Items of value could be kept in them, and clay jars were especially popular for storing liquids because the pottery hindered evaporation and kept the contents cool at the same time. Even broken pieces of pottery, or "shards," found a use as writing material for notes, receipts and messages. In verses 7-15 Paul compares the gospel minister to a piece of Palestinian pottery. We have this treasure in jars of clay (v. 7). This treasure is the glorious good news about Christ (vv. 1-6). Jars of clay is actually "earthenware vessels" (ostrakinois skeuesin). The noun skeuosrefers to a vessel serving...

Words: 1701 - Pages: 7

Free Essay

Earning Managements

...Accounting fraud is a fraud or irregularities occurring because of the interests of certain parties in a company. Accounting fraud also occurs due to protect the interests or reputation of the company to obscure the eyes of outsiders. This act is illegal and shows unethical behavior because it does not show the transparency and integrity of a company in presenting its financial statements in order to grab the attention of outsiders to invest in the company or to preserve the reputation of companies that seem stable. Accounting fraud also can be describe as intentional misrepresentation or alteration of accounting records regarding sales, revenues, expenses and other factors for a profit motive company such as inflating stock values, obtaining more favorable financing or avoiding debt obligations. Employees who commit accounting fraud at the request of their employers are subject to personal criminal prosecution. Therefore, we have carried out projects concerning fraud for which we have selected Silver Bird Group Berhad as object of our project. This project is aimed to gain a better understanding of how and why accounting fraud can happen in this company. As we get information about this company that Silver Bird Group Berhad involves in the financial statements fraud as stated by the Bursa Saham Malaysia in the press release dated 11 September 2013. Securities Commission Malaysia (SC) charged two former directors of Silver Bird Group Berhad (Silver Bird) because in year...

Words: 251 - Pages: 2

Premium Essay

Earnings Management and Ethics

...Ward 29 July 2015 “Ethics and Its Ties to Earnings Management” INTRODUCTION Many professionals and accounting researchers have raised the question -Is ethics directly linked to the practice of earnings management? Earnings management is defined by Beaudoin, Cianci, and Tsakumis (2012, p.507), as “the manipulation of revenues and/or expenses to obtain a desired financial reporting outcome.” He and Yang’s article offers that the definition of earnings management is “a process in which managers use judgment in financial reporting and in structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of the company or to influence contractual outcomes that depend on reported accounting numbers” (He and Yang 2013). So either way one looks at it, earnings management is a form of deceit. In Shafer’s (2013, p.45) paper, the author defines ethical climate by referencing Victor and Cullen (1988) as, “the prevailing perceptions among employees of organizational practices and procedures that have ethical content.” More often than none, findings have shown that companies tend to engage in earnings management through management’s actions, and not just through accounting choices. Corporations tend to conduct earnings management to meet earnings forecasts, as well as, to decrease financing and tax costs. One side of the spectrum would argue that it is perfectly fine to manage earnings, as long as it is within the generally...

Words: 2758 - Pages: 12

Premium Essay

Patterns of Earnings Management

...Managers engage in different ways to manage their earnings. They take on a specific pattern depending on the economic condition or their characteristic – that is, whether they are risk-averse or not. In the next few slides, I will describe four different patterns of earnings management: taking a bath, income minimization, income maximization, and income smoothing. Taking a Bath pattern can take place during period of organizational stress or when a company is undergoing major reorganization. In this pattern, managers feel that if they must report a loss, they might as well “clear the decks” and report a large one. They do so by writing-off assets in order to provide for future costs. Because of accrual reversal, this enhances the probability of future reported profits. The next pattern is Income Minimization. This is similar to Taking a Bath but it’s less extreme. Firms going through periods of high profitability usually take on such a pattern. Policies that suggest income minimization include rapid write-offs of capital and intangible assets and expensing A&P and research & development expenditures. It can also be noted that Canada’s progressive tax rate provides another incentive for this pattern. Looking at the other end of the spectrum, managers also manage their earnings upwards. This pattern is usually common in companies where managers are driven by bonuses. Another incentive to choose this pattern is to avoid debt covenant violation which I will explain in detail later...

Words: 353 - Pages: 2