Free Essay

Tijdsbesteding Van Managers

In:

Submitted By thijsvanopdurp
Words 4492
Pages 18
Tijdsbesteding van managers

Ontwikkelingen op basis van literatuuronderzoek

Inhoud Samenvatting 3 1. Inleiding 4 1.1 Aanleiding tot het onderzoek 4 1.2. Probleemstelling 4 1.3. Onderzoeksvragen 4 1.4. Opzet, aanpak en uitvoering literatuuronderzoek 4 1.5. Leeswijzer 4 2. Onderzoeksmethode 5 3. Resultaten 6 3.1. Onderzoeksmethoden voor tijdsbesteding managers 6 3.2 Toegepaste observatiemethoden tijdsbesteding managers 7 3.3. Tijdsbesteding van managers in 1973 8 3.4. Tijdsbesteding van managers in de periode 2000 tot en met 2013 9 4. Conclusies en discussie 11 Referenties 12 Bijlage I Overzicht onderzoeksmethoden naar gedrag 13

Samenvatting
Het onderzoek van Mintzberg uit 1973 naar de tijdsbesteding en het gedrag van managers geldt als belangrijk referentiepunt. Diverse latere onderzoeken (onder andere Oshagbemi (1995) en Tengblad (2001)) zijn gebaseerd op de uitgangspunten van Mintzberg en/of proberen deze te weerleggen. Naast enige kritische kanttekeningen blijven de hoofdlijnen van de resultaten van Mintzberg‘s onderzoek nog altijd overeind. De doelstelling van het onderzoek is inzicht verkrijgen in geschikte observatiemethoden om tijdsbesteding van managers te onderzoeken. In dit literatuuronderzoek staat de vraag ‘In hoeverre is de observatiemethode van Mintzberg (1973) toepasbaar om de tijdsbesteding van managers, in de periode van 2000 tot en met 2013, te onderzoeken?’ centraal. Het belangrijkste resultaat uit het onderzoek is dat een groot deel van Mintzberg‘s proposities geldig zijn, echter hebben er in de afgelopen veertig jaar ook belangrijke veranderingen plaatsgevonden in bedrijfscultuur en leiderschapsstijlen. Flexibilisering van werktijden en werklocatie van de managers betreft één van deze veranderingen. Hierdoor dekken de variabelen uit het onderzoek van Mintzberg niet volledig de tijdsbesteding van de huidige manager. Mintzberg gebruikte de gestructureerde observatiemethode, met als groot voordeel dat hierdoor een substantieel inzicht in de inhoud van het werk van een manager verworven werd. Nadelen van deze methoden betreffen de arbeidsintensiviteit van observatie en de beperkte volledigheid van observatie. De belangrijkste conclusie is dat de gedachte waarop de methode van Mintzberg is gebaseerd toepasbaar is, observatie blijkt de beste methode om tijdsbesteding van managers te observeren. De kanttekeningen anno 2013 zijn dat deze methode gecombineerd zou moeten worden met andere onderzoeksmethoden, zoals bijvoorbeeld interviews, gezien flexibilisering werktijden en -locatie van de managers. Ten tweede indien een onderzoeker resultaten zou willen generaliseren, dient er een grotere omvang van de steekproef en onderzoeksgebieden onderzocht te worden. Een mogelijk vervolg op deze literatuurstudie is, onderzoeken in hoeverre de aanvulling van interviews op de observatiemethode voldoende is voor het onderzoeken van de tijdsbesteding van managers, het vergroten van de onderzoeksperiode en een onderzoek in hoeverre het verschil in verschillende managementlagen van invloed is op de effectiviteit van de onderzoeksmethode.

1. Inleiding
1.1 Aanleiding tot het onderzoek
In de twintigste en begin eenentwintigste eeuw is er veel onderzoek verricht naar de tijdsbesteding van managers. Het boek van Mintzberg uit 1973 over het onderzoek naar de tijdsbesteding en het gedrag van managers geldt als belangrijk referentiepunt. Vijf Amerikaanse topmanagers waren hierbij betrokken, waarbij zij een week lang werden geobserveerd om hun werkzaamheden in beeld te krijgen. Sinds 1973 hebben er flink wat veranderingen in de omgeving van de managers plaatsgevonden. Ook de technologische mogelijkheden anno 2013 zijn vele malen groter dan in 1973.

Uit gesprekken met een aantal managers blijkt, wanneer er gevraagd wordt naar tijdsbesteding, dat zij ervaren het erg druk te hebben maar niet altijd het idee te hebben productief bezig te zijn. Relatief veel tijd wordt besteed aan vergaderingen en met regelmaat hebben zij het gevoel geen controle over hun eigen tijd te hebben. Naar aanleiding hiervan is de behoefte ontstaan om meer inzicht te verkrijgen in tijdsbesteding van deze managers. Deze managers zijn werkzaam in organisaties zoals onder andere een zorgverzekeraar, leasemaatschappij en een leverancier van geavanceerde producten ten behoeve van onder andere stadsverwarming.
1.2. Probleemstelling
De managers, waarmee gesprekken hebben plaatsgevonden, ondervinden allen dezelfde problematiek, gebrek aan controle over de agenda en over hun tijdsbesteding. Om een oplossing hiervoor te vinden zal eerst onderzocht moeten worden hoe inzicht te verkrijgen in tijdsbesteding van managers. Welke onderzoeksmethoden bestaan er en zijn reeds toegepast om tijdsbesteding van managers inzichtelijk te krijgen. Wanneer de geschikte methoden geselecteerd zijn, kan de tijdsbesteding van de genoemde managers nader onderzocht worden.

De doelstelling van dit literatuuronderzoek is te onderzoeken of de tijdsbesteding van nog conform Mintzberg’s methode benaderd kan worden of dat er nieuwere inzichten en benaderingen kunnen en/of moeten worden toegepast.

Vraagstelling:
In hoeverre is de observatiemethode van Mintzberg (1973) toepasbaar om de tijdsbesteding van managers, in de periode van 2000 tot en met 2013, te onderzoeken?
1.3. Onderzoeksvragen
De onderzoeksvragen om de vraagstelling te kunnen beantwoorden zijn: * Welke onderzoeksmethoden zijn toepasbaar om tijdsbesteding van managers te onderzoeken? * Welke observatiemethoden zijn al toegepast om tijdsbesteding van managers te onderzoeken? * Op welke manier besteedden managers in 1973 hun tijd? * Op welke manier besteedden managers in de periode 2000 tot met 2013 hun tijd? 1.4. Opzet, aanpak en uitvoering literatuuronderzoek
Het onderzoek zal verricht worden aan de hand van een literatuurstudie met als focus de onderzoeksmethoden in het algemeen en die zijn gebruikt in de loop der jaren voor bestudering van tijdsbesteding managers. Daarnaast zal onderzocht worden of de tijdsbesteding van managers is veranderd sinds het onderzoek van Mintzberg om te kunnen onderzoeken of die verandering van invloed is op de keuze van de onderzoeksmethoden.
1.5. Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de gevolgde onderzoeksmethode toegelicht. Hoofdstuk 3 geeft de resultaten vanuit het literatuuronderzoek weer. Ten slotte geeft hoofdstuk 4 de conclusies weer.

2. Onderzoeksmethode
Het werk van onderzoekers borduurt voort op ideeën van andere mensen die het onderwerp eerder hebben bestudeerd (Saunders, 2008). Het uitvoeren van literatuuronderzoek heeft onder andere als redenen om op de hoogte zijn van bestaande kennis van het onderwerp, geeft inzicht hoe het onderzoek past in bredere context en kan als middel dienen om onderzoeksvragen verder te verduidelijken. Dit literatuuronderzoek richt zich op in welke mate en welke wijze de onderzoeksmethode van Mintzberg nog van toepassing is.

Zoekstrategie
De zoekstrategie betreft het bepalen van de informatiebehoefte om gericht te kunnen zoeken. Vanuit de probleemstelling is de context, waarbinnen gezocht moet worden, afgebakend. Vervolgens is het zoekplan opgesteld. Er zijn zoektermen opgesteld om de artikelen, boeken en rapporten te selecteren. Wanneer er een relevant artikel, boek of rapport gevonden was, werd via de sneeuwbalmethode gezocht naar gerelateerde literatuur. Er is gebruik gemaakt van digitale catalogi, universiteitsbibliotheken (sociale wetenschappen en bedrijfskunde) en wetenschappelijke journals.

Bronnen
De volgende zoektermen zijn alleen of in combinatie gebruikt om de literatuur te selecteren: * Managerial behaviour; * Managerial time; * Managerial work; * Organizational behaviour; * Organizational theory; * Research methods; * Structured observation;

De volgende bronnen zijn gebruikt: * Scholar Google; * Universiteitsbibliotheek Eindhoven; * Universiteitsbibliotheek Tilburg; * Wiley Online Library; * World Cat.

Er is over een periode van acht weken onderzoek gedaan naar relevante literatuur. In deze periode is gevonden literatuur direct kritisch beoordeeld op relevantie op basis van de vastgestelde onderzoeksvragen en de doelstelling van het onderzoek. Het criterium, dat gehanteerd is om de toereikendheid van de literatuur te beoordelen, is het moment dat bij het zoeken voornamelijk verwijzingen naar artikelen werden gevonden die reeds bestudeerd waren.

Relevantie
Om de literatuur te beoordelen op relevantie, zijn criteria gehanteerd als recentheid, referenties, beoordeling door vakgenoten (‘peer viewed’) en bronnen als wetenschappelijke vaktijdschriften en gerenommeerde uitgeverijen met behulp van de checklist van Saunders (2008).

3. Resultaten
3.1. Onderzoeksmethoden voor tijdsbesteding managers
Kennis van hoe managers tijd indelen wordt gebruikt om managementrollen te kunnen bepalen en om kennis te vergaren hoe managers prioriteiten bepalen, aangezien tijd een beperkte economische bron is (Oshagbemi,1995). De manager bepaalt dus in feite wat zijn productiviteit is ofwel het succes van de organisatie. Ook het signaleren van een patroon kan van waarde zijn voor het bepalen van effectieve en minder effectieve werkzaamheden van een manager. Door het analyseren van de tijdsbesteding van managers kan gesignaleerd worden of er aan bepaalde taken onevenredig veel tijd wordt besteed.

Wetenschappelijk onderzoek (Tijmstra, 2011) betreft een zorgvuldige, verifieerbare en systematische studie van een bepaalde kwestie volgens normen en methodieken zoals deze binnen de wetenschap gelden. Er is een onderscheid tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek wat leidt tot een andere wijze of vorm van verslaglegging. Fundamenteel staat los van mogelijke toepassingen van het onderzoek en is er op gericht beter begrip van patronen en systemen te verkrijgen. De resultaten worden doorgaans gedeeld met vakgenoten via wetenschappelijke tijdschriften. Toegepast onderzoek is veel praktischer en gericht op het kunnen toepassen van resultaten om bijvoorbeeld problemen op te lossen. De resultaten worden gedeeld met bijvoorbeeld externen of vakgenoten via rapporten, publicaties, octrooien. Vaak wordt toegepast onderzoek onderverdeeld in probleemoplossend onderzoek en wetenschappelijk onderzoek zodat met fundamenteel onderzoek er drie hoofdsoorten onderzoek te onderscheiden zijn.

Binnen wetenschappelijk onderzoek (Tijmstra, 2011) worden verschillende methoden gebruikt. In het algemeen wordt (sociaal) wetenschappelijk onderzoek in drie categorieën ingedeeld; beschrijvend, relationeel en experimenteel. De onderzoeksmethoden zijn divers in wetenschappelijk onderzoek, zoals bij voorbeeld mathematisch modelleren, computersimulaties en discoursanalyse (het analyseren van teksten). Deze literatuurstudie geeft, gezien de probleemstelling, een beperkt overzicht van de onderzoeksmethoden die betrekking hebben op onderzoeken van de sociale werkelijkheid en in het bijzonder het gedrag van mensen. Een overzicht van deze onderzoeksmethoden is te vinden in bijlage I.

Observatiemethoden
Volgens Noordegraaf (2000) is observatie één van de beste methoden om tijdsbesteding van managers te kunnen bestuderen. Met deze methode is het mogelijk letterlijk te zien waar de knelpunten zich bevinden, hoe actoren reageren (verbaal en non verbaal) en de context waarbinnen actoren zich bevinden. Het stelt de onderzoeker in staat op een relatief blanco wijze een bepaalde situatie te beoordelen. Andere methoden zijn minder geschikt, omdat onderzoekers van tevoren al een bepaalde verwachting hebben of concreet gedefinieerd hebben waar ze naar op zoek zijn. Echter betekent dit niet dat de ene methode de andere uitsluit, het staat of valt met de methodologische criteria. In de meeste onderzoeken van deze aard wordt van te voren wel een onderzoeksontwerp gemaakt, maar wordt deze achteraf definitief gesteld; sociaal wetenschappelijke navraag kan nooit volledig van te voren worden gepland.

Er kunnen vier observatierollen (Gold, 1958) onderscheiden worden: * Volledige observeerder; * Observeerder als deelnemer; * Deelnemer als observeerder; * Volledig participerend.

Bij een observatieonderzoek zijn de volgende vragen relevant (Noordegraaf, 2000) met betrekking tot de methoden welke vooraf gedefinieerd dienen te worden: * Gestructureerd, semi gestructureerd of ongestructureerd; * Integraal of incidenten / episodes (bv gedurende een taak); * Participerend of niet – participerend; * Kwantitatief of kwalitatief; * Onderzoek gebaseerd op alleen observatie of op observatie en aanvullend een andere onderzoeksmethode; * Momentopname of langere periode achter elkaar; * Opeenvolgende observatie of parallel.

Meestal worden meerdere methoden gebruikt tijdens een onderzoek. De observatie zelf bestaat uit een aantal stappen namelijk selectie locatie, introductie op locatie, trainen overige deelnemers van het onderzoek, verslaglegging volgens structuur, patronen onderscheiden en bereiken van bewijsvoering theoretisch hypothese.

Betrouwbaarheid en generaliseerbaarheid van de resultaten
De onderzoeker kan de betrouwbaarheid van de gegevens verkrijgen door systematisch de gegevens vast te leggen en analyses van de gegevens en herhaling van observatie over een langere periode uit te voeren. Robson (2002) stelt dat er vier factoren zijn die de betrouwbaarheid kunnen beïnvloeden. * Subjectfout; * Subjectvertekening; * Waarnemersfout; * Waarnemerbias.

Noordegraaf (2000) vindt dat de mate van structuur van invloed is op betrouwbaarheid van een onderzoek. De geldigheid van de gegevens en de generaliseerbaarheid van de resultaten wordt bepaald door de hoeveelheid van de onderzoekers (observeerder), analytische inductie en de aannemelijkheid of waarschijnlijkheid.
3.2 Toegepaste observatiemethoden tijdsbesteding managers
Diverse onderzoeken hebben de tijdsbesteding van managers onderzocht, gebruik makend van verschillende methoden en met verschillende conclusies.

Vanaf halverwege de twintigste eeuw is er een toenemende interesse in de tijdsbesteding van managers. Verschillende observatietechnieken zijn binnen de diverse onderzoeken toegepast zoals het bijhouden van dagboeken, work sampling, ongestructureerde observatie en gestructureerde observatie (Martinko en Gardner, 1985). Drie criteria onderscheiden de gestructureerde observatiemethode ten opzichte van andere methodes: 1. De observatie wordt uitgevoerd door een ander persoon dan de geobserveerde. 2. De methode berust op het gebruik van categorieën bij het indelen van de taken. 3. De methode maakt geen gebruik van willekeurig ingedeelde work sampling procedures.

Mintzberg (1973) heeft in zijn onderzoek naar gedrag en tijdsbesteding van managers vijf directeuren van grote organisaties betrokken. Een van de selectievoorwaarden was onder andere dat de directeur enige jaren werkzaam was voor de organisatie met de achterliggende gedachte dat een relatief kort werkzame directeur anders te werk gaat (nog niet de beheersing heeft over gestandaardiseerde processen). De organisaties betroffen een publieke organisatie, een non-profit dienstverlenende organisatie, een profit dienstverlenende organisatie, een technologische organisatie en een organisatie die consumer goods vervaardigt. De keuze is gemaakt voor goed bekende organisaties in de Verenigde Staten, enerzijds omdat resultaten praktisch relevant zouden zijn en anderzijds, omdat er relatief eenvoudig informatie over gevonden kon worden. Mintzberg maakte voor zijn onderzoek gebruik van voorgecodeerde schema’s. Mintzberg koos destijds bewust voor de gestructureerde observatiemethode: meelopen met managers en open en onbevooroordeeld kijken naar wat ze doen. In 1970 motiveert hij de keuze voor deze onderzoeksmethode (Mintzberg, 1970). Mintzberg begint met de nadelen van de dagboek onderzoeksmethode. Volgens Mintzberg geven deze onderzoeken geen substantieel inzicht in de inhoud van het werk van een manager: “Een dagboekmethode verschaft inzicht waar, met wie, hoelang en hoe (persoonlijk, telefonisch) door de manager wordt gecommuniceerd, maar niet ‘wat’ wordt gecommuniceerd”. Mintzberg pleit hier voor de gestructureerde observatie als onderzoeksmethodiek.

The Nature of Managerial Work (Mintzberg,1973) had een inspirerende werking en gaf aanleiding tot verschillende vervolgonderzoeken, waarbij eveneens gebruik werkt gemaakt van gestructureerde observatie (Martinko en Gardner, 1985).

Kurke en Aldrich (1983) bevestigen in hun onderzoek, gebruikmakend van gestructureerde observatie aangevuld met interviews, een groot deel van de bevindingen van Mintzberg. In hun onderzoek gaan ze uit van vier topmanagers. Drie van de vier organisaties die zij onderzochten, zitten in dezelfde industrie als de organisaties uit het onderzoek van Mintzberg. Afwijkend in de uitkomsten ten opzichte van Mintzberg is dat Kurke en Aldrich niet volledig meegaan in de generalisatie dat de observaties van topmanagers gelden voor alle managers. Zij vinden deze generalisatie enkel van toepassing op topmanagers.

Ook Tengblad (2001 en 2006) heeft in zijn onderzoek gebruik gemaakt van gestructureerde observatie. In beide onderzoeken heeft hij vier Zweedse topmanagers (een volle werkweek) geobserveerd in verband met de systematische vergelijking met Mintzberg. Voor het uitvoeren van dit onderzoek maakt Tengblad gebruik van gestructureerde observatie, aangevuld met interviews met de managers. Uit het onderzoek blijkt dat 80% van de werktijd van managers middels observatie kan worden waargenomen. De overige 20% bevat tijdsbesteding van de manager in zijn persoonlijke omgeving, tijdens het weekend en tijdens gevoelige onderwerpen.

In 2010 maakte Mintzberg eveneens gebruik van gestructureerde observatie. Hierbij observeert hij 29 managers van eerste lijnmanagement, middenkader tot aan het topmanagement gedurende één dag. Aanvullend op deze observatie maakt hij gebruik van interviews met de managers en maakt hij gebruik van de persoonlijke agenda´s voor het verkrijgen van een totaalbeeld.
3.3. Tijdsbesteding van managers in 1973
Onderzoek naar tijdsbesteding van managers start in het begin van de twintigste eeuw door Henry Fayol (1916). Fayol deelde de managementtaken op in vijf onderdelen, waarna het algemeen geaccepteerde beeld ontstond dat managers deze onderdelen op kantoor uitvoerde ofwel een plan maakte voor de toekomst welke door ondergeschikten werd uitgevoerd. Het betrof een rationele lineaire visie, die door andere onderzoeken destijds niet verworpen werd. Onderzoeken in de periode hierna tot 1973 (bijvoorbeeld, Burns, 1957; Carlson, 1951; Sayles, 1964), sloten aan op dit beeld van tijdsbesteding van managers, totdat Mintzberg (1973) met zijn observationele studie deze visie doorbrak.

Soort activiteiten
Uit het onderzoek van Mintzberg (1973) bleek juist dat managers erg weinig tijd aan het plannen van de toekomst besteedden. De kenmerken van een topmanager worden gepresenteerd als reactief, aandacht, concentreren op de actualiteit en het werken in een meedogenloos tempo. Mintzberg meldt een totale werktijd per manager van 44 uur. Circa twee derde van hiervan wordt gebruikt voor het deelnemen aan vergaderingen.

Tabel 1 Overzicht activiteiten van managers in 1973 (Tengblad, 2006)

Activiteiten | Uren per week | Aandeel | Vergaderingen | 28,0 | 64% | Ronde(s) | 1,0 | 2% | Telefoongesprekken | 2,6 | 6% | Deskwork | 8,8 | 20% | Reizen | 3,6 | 8% | Totale tijdsbesteding per week per activiteit | 44,0 | 100% |

Locatie verbale contacten
Uit Mintzberg (1973) bleek dat activiteiten van managers kort waren, vaak onderbroken, gefragmenteerd, ad hoc en onvoorzien, in plaats van gepland en bij voorkeur uitgevoerd via verbale interacties. Het merendeel van zijn studie van heeft dan ook betrekking op de analyse van de verbale contacten (vergaderingen, reizen, telefoon), wat overeenkwam met meer dan zeventig procent van de totale werktijd.

Tabel 2 Overzicht van tijdsbesteding aan verbale contacten per locatie in 1973 (Tengblad, 2006)

Locatie verbale contacten | Uren per week | Aandeel | Kantoor van de manager | 12,3 | 39% | Kantoor van de ondergeschikte | 2,5 | 8% | Werkvloer | 0,3 | 1% | Vergaderruimte | 4,4 | 14% | Buiten de organisatie | 12,0 | 38% | Totale tijdsbesteding per week aan verbale contacten per locatie | 31,6 | 100% |

Mintzberg concludeert dat verbale contacten door managers veelal plaatsvinden op het kantoor van de manager en buiten de organisatie en slechts zeer gering op de werkvloer.
3.4. Tijdsbesteding van managers in de periode 2000 tot en met 2013
Het is duidelijk dat de algemene discussie over de taken managers aanzienlijk is gewijzigd sinds de studie van Mintzberg (1973). De rol van de manager, en daarmee zijn tijdsbesteding, is aan verandering onderhevig.

Soort activiteiten
In Managing (Mintzberg,2010) concludeert Mintzberg dat de activiteiten van managers de afgelopen veertig jaar niet ingrijpend zijn veranderd. De grootste verandering is de komst van email. Email zorgt ervoor dat managers contacten kunnen onderleggen met personen over de gehele wereld. In deze studie geeft Mintzberg geen uiteenzetting van tijdsbesteding per activiteit. Om deze reden worden de resultaten uit het onderzoek van Tengblad (2006) gebruikt om een vergelijking te kunnen maken met de tijdsbesteding van managers in 1973. In 2001 kwam vanuit onderzoek (Tengblad, 2001) naar voren dat er inmiddels veranderingen in de aard van het werk van managers hadden plaatsgevonden. Het bleek dat de fragmentatie van activiteiten sterk was afgenomen. Managers besteedden veel tijd aan vergaderingen. Ook heeft er een verschuiving plaats gevonden van directe naar indirecte vormen van beheersing en control, zoals beheersing van budgeten middels strategische doelstellingen. Concluderend kan gezegd worden dat over de tijd de administratieve interpretatie van de rol van managers is verschoven naar een interpretatie van institutioneel leiderschap. Inspireren, direct communiceren van visie en missie en bewerkstelligen van cultuur is belangrijker dan direct leiderschap (Tengblad, 2006).

Tabel 1 Overzicht activiteiten van managers in 1973 en 2006 (Tengblad, 2006)

Locatie activiteiten | Mintzberg (1973) | Tengblad (2006) | Ontwikkeling | | Uren per week | Aandeel | Uren per week | Aandeel | | Vergaderingen | 28,0 | 64% | 45,7 | 63% | +63% | Ronde(s) | 1,0 | 2% | 0,9 | 1% | -10% | Telefoongesprekken | 2,6 | 6% | 5,4 | 7% | +108% | Deskwork | 8,8 | 20% | 9,0 | 12% | +2% | Reizen | 3,6 | 8% | 11,2 | 16% | +211% | Totale tijdsbesteding per week per activiteit | 44,0 | 100% | 72,2 | 100% | +64% |

Locatie verbale contacten
Managers in het onderzoek van Tengblad (2006) ontmoetten personen relatief minder vaak in hun eigen kantoren. In plaats daarvan onderleggen zij verbale contacten veel vaker in vergaderruimtes. De reden in het onderzoek van Tengblad is dat zij vaker deelnamen aan bijeenkomsten met veel deelnemers. Daarnaast zijn managers veel meer, 35% van de tijd, niet meer aanwezig op hun werkplek maar door de toegenomen globalisering steeds meer aan het reizen en vindt een flexibilisering van de werktijden plaats. Om te werken onderweg maken ze gebruik van diverse werkplekken als hotels, auto’s en conferentiecentra. Wat wel overeind is gebleven is dat de managers 70% van de tijd aan verbale communicatie doen weliswaar in deze tijden middels vergaderingen. Anderzijds blijkt dus over de tijd dat aspecten van taken en functie van managers nog steeds 70% bestaat uit verbale communicatie. Binnen de sociale processen ligt communicatie aan de basis en lijkt het logisch dat een manager zoveel tijd vanuit zijn functie hieraan besteedt.

Tabel 4 Overzicht van tijdsbesteding aan verbale contacten per locatie in 1973 en 2006 (Tengblad, 2006)

Locatie verbale contacten | Mintzberg (1973) | Tengblad (2006) | Ontwikkeling | | Uren per week | Aandeel | Uren per week | Aandeel | | Kantoor van de manager | 12,3 | 39% | 12,1 | 23% | -2% | Kantoor van de ondergeschikte | 2,5 | 8% | 1,9 | 4% | -24% | Werkvloer | 0,3 | 1% | 2,0 | 4% | +567% | Vergaderruimte | 4,4 | 14% | 15,9 | 31% | +261% | Buiten de organisatie | 12,0 | 38% | 20,1 | 39% | +68% | Totale tijd per week aan verbale contacten | 31,6 | 100% | 52,0 | 100% | 65% |

In ‘Organizational behaviour’ (Buellens, 2001) wordt eveneens gesteld dat de werkvloer grote en permanente veranderingen ondergaat. Organisaties worden heringericht met als doel het vergroten van de snelheid, effectiviteit en flexibiliteit van handelen. Het werken als individu binnen de organisatie maakt plaats voor werken in teamverband. Command-and-control management wordt ingehaald door participerend management en het delegeren van bevoegdheden. Van managers wordt verwacht dat zij meer oog hebben voor de klantbehoefte, waarbij werknemers worden gezien als interne klanten. Deze veranderingen vragen om een ander soort manager in de eenentwintigste eeuw.

4. Conclusies en discussie
De literatuurstudie toont dat de karakteristieken van Mintzberg (1973) veranderen in de tijd door organisatieveranderingen. Dit is in tegenstelling tot hoe Mintzberg de karakteristieken voor het dagelijks werk van topmanagers presenteert: tijdloos en altijd geldend. Hoewel een groot deel van Mintzberg‘s proposities geldig is voor de periode 2000-2013, hebben in de afgelopen veertig jaar ook belangrijke wijzigingen plaatsgevonden. Tengblad (2006) constateert dat organisatieaspecten als transformationeel leiderschap, bedrijfscultuur en ‘ontbureaucratisering’ hierin een rol spelen. Sinds het onderzoek van Mintzberg (1973) heeft daarmee een verschuiving van bureaucratische naar post-bureaucratische invloeden in organisaties plaatsgevonden. In een post-bureaucratische organisatie wordt samenwerken en het overbrengen van gemeenschappelijke doelen belangrijker. Dit kan zich uiten in een verandering in de dagelijkse werkzaamheden van managers.

Mintzberg koos destijds bewust voor de gestructureerde observatiemethode. Voordeel van zijn gekozen methode, ten opzichte van de dagboekmethode, is dat deze wel substantieel inzicht geeft in de inhoud van het werk van een manager. Belangrijke nadelen van zijn methode zijn echter de arbeidsintensiviteit voor de observeerder en de beperkte volledigheid van de observatie wanneer de werktijden en locatie van de manager flexibiliseren.

Uit de literatuurstudie blijkt dat de flexibilisering van werktijden en werklocatie van managers de laatste jaren is toegenomen, waarbij het tevens de verwachting is dat deze in de toekomst verder zal groeien. Deze ontwikkeling maakt dat de representativiteit van onderzoeksresultaten naar tijdsbesteding van managers, enkel gebaseerd op observatie, in het gedrang komt.

In onderzoek na 2000 (Tengblad, 2001 en Mintzberg, 2010) wordt om deze reden de observatiemethodiek aangevuld met interviews. Overige punten van kritiek op het onderzoek van Mintzberg (1973) hebben betrekking op de grootte van zijn steekproef en omvang van zijn onderzoeksgebied. Mintzberg onderzocht het werk van vijf managers in de Verenigde Staten. Vanuit de literatuur blijkt dat voornamelijk bij kwantitatief georiënteerd onderzoek een steekproef van deze omvang een generalisatie onmogelijk maakt. Tevens bemoeilijkt de afbakening van het onderzoeksgebied tot enkel de Verenigde Staten het generaliseren van de onderzoeksresultaten voor tijdsbesteding van managers wereldwijd.

Met betrekking tot de hoofdvraag, waarbij onderzocht wordt in hoeverre de observatiemethode van Mintzberg (1973) toepasbaar is om de huidige tijdsbesteding van managers te onderzoeken, kan worden geconcludeerd dat de methode toepasbaar is mits deze wordt aangevuld met andere onderzoeksmethoden. Daarnaast dient, voor een positieve invloed op de generalisatie, de onderzoeksgroep en het onderzoeksgebied in omvang te worden aangepast.

Discussie
In dit onderzoek is de onderzoeksmethode van Mintzberg bij zijn onderzoek naar tijdsbesteding van managers getoetst op toepasbaarheid bij managers in het heden. Het onderzoek is daarbij afgebakend in omvang, context en tijd.
In dit onderzoek was het niet mogelijk te onderzoeken in hoeverre de aanvulling van interviews op de observatiemethode voldoende is voor het onderzoeken van de tijdsbesteding van managers. Ter aanvulling op dit onderzoek is het daarom interessant deze onderzoeksmethode onder de loep te nemen.

Een tweede aanbeveling voor verder onderzoek is het verlengen van de onderzoeksperiode. Vanwege de beschikbare tijd en omvang van het onderzoek is in dit onderzoek het aantal referenties relatief beperkt gebleven. Om een completer beeld te krijgen van de werkzaamheden van de manager in de huidige tijd is het raadzaam de onderzoeksperiode te verlengen.

Tot slot is in dit onderzoek geen onderscheid gemaakt tussen topmanagers en ‘lagere’ managers. Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn om te bezien of de keuze in onderzoeksmethode voor het onderzoeken van tijdsbesteding hierop van invloed is.

Referenties

Buellens, M. (2001). Organizational Behavior: Mcgraw-Hill Publishing Co.
Burns, T. (1957). ‘Management in action’. Operational Research Quarterly, 8, 2, 45-60
Burgaz, B. Managerial roles approach and the prominent study of Henry Mintzberg and some empirical studies upon the principals work.
Carlson, S, (1951) Executive behavior: A study of the workload and working methods of managing directors. Stockholm,Strombergs.
Gold, R. L. (1958). Roles in sociological field observations. Social forces, 36(3), 217-223.
Hales, C. P. (1986). What do managers do? A critical review of the evidence. Journal of management studies, 23(1), 88-115.
Kurke, L. B., & Aldrich, H. E. (1983). Note—Mintzberg was Right!: A Replication and Extension of The Nature of Managerial Work. Management science, 29(8), 975-984.
Martinko, M. J., & Gardner, W. L. (1985). Beyond structured observation: Methodological issues and new directions. Academy of Management Review, 10(4), 676-695.
Mintzberg, H. (1970). Structured observation as a method to study managerial work. Journal of management studies, 7(1), 87-104.
Mintzberg, H. (1973). The Nature of Managerial Work. New York.
Mintzberg, H. (2010). Managing: Pearson Education Limited.
Noordegraaf, M., & Stewart, R. (2000). Managerial Behaviour Research in Private and Public Sectors: Distinctiveness, Disputes and Directions. Journal of management studies, 37(3), 427-443. doi: 10.1111/1467-6486.00187
Pavett, C. M., & Lau, A. W. (1983). Managerial work: The influence of hierarchical level and functional specialty. Academy of Management Journal, 26(1), 170-177.
Robson, C. (2002). Real world research: A resource for social scientists and practitioner-researchers (Vol. 2): Blackwell Oxford.
Saunders, M., & Lewis, P. T. A.(2008). Methoden en Technieken van onderzoek: Pearson Education Benelux.
Sayles, L. R. (1964) Managerial behavior: Administration in complex organizations. New York: McGraw-Hill.
Tengblad, S. (2002). Time and space in managerial work. Scandinavian Journal of Management, 18(4), 543-565.
Tengblad, S. (2006). Is there a ‘New Managerial Work’? A Comparison with Henry Mintzberg's Classic Study 30 Years Later*. Journal of management studies, 43(7), 1437-1461.
Tijmstra, J., & Boeije, H. R. (2011). Wetenschapsfilosofie in de context van de sociale wetenschappen: Boom Lemma.
Titus Oshagbemi, (1995) "Management development and managers' use of their time", Journal of Management Development, 14(8), 19 - 34.

Bijlage I Overzicht onderzoeksmethoden naar gedrag

Probleem | Benadering | Techniek | Verzamelen betrouwbare informatie in onder controleerbare condities | Testen in een laboratorium | Laboratorium experiment, simulatie | Onderzoeken hoe mensen zich publiekelijk gedragen | Observeren | Systematische observatie | Onderzoeken hoe mensen zich privé gedragen | Bijhouden dagboeken | Persoonlijke documenten | Leren hoe mensen denken | Vragen | Interviews, vragenlijsten, schaalverdeling houding | Identificeren karaktereigenschappen en vermogen van persoonlijkheid | Verschaffen van een gestandaardiseerde test | Psychologische testen | Patronen ontdekken in beeld en geschreven materiaal | Systematische vergelijking | Context analyse | Begrijpen van ongebruikelijke gebeurtenis | Gedetailleerd en langdurig onderzoek | Case study | Onderzoeken wat men in het verleden deed | Onderzoeken publieke gegevens | Archief onderzoek |

Similar Documents

Free Essay

Summery Management Control Systems

...ma SAMENVATTING VAN HET BOEK MANAGEMENT CONTROL SYSTEMS ninth edition International student edition van de auteurs ROBERT N. ANTHONY en VIJAY GOVINDARAJAN Hoofdstuk 1 De aard van management control systems (MCS) 1 Hoofdstuk 2Strategie 5 Hoofdstuk 3 Gedrag in organisaties 11 Hoofdstuk 4 Verantwoordelijkheidscentra: opbrengsten en kostencentra 15 Hoofdstuk 5 Profit-centers 20 Hoofdstuk 6 Transfer pricing 25 Hoofdstuk 7 Meten en beheersen van de gebruikte activa 31 Hoofdstuk 8 Strategische planning 37 Hoofdstuk 9 Budgetopstelling 42 Hoofdstuk 10 Analyseren van prestatierapporten 47 Hoofdstuk 11Managementbeheersing van de uitvoering 53 Hoofdstuk 13 Beheersingsmaatregelen voor verschillende strategieën 58 Hoofdstuk 18 Management-control met betrekking tot processen 63 Vanaf hier geen tentamenstof 70 Hoofdstuk 15 Dienstverlenende organisaties 70 Hoofdstuk 16 Financiële dienstverlenende organisaties 75 Hoofdstuk 17 Multinationals 80 Hoofdstuk 1 De aard van management control systems (MCS) Elementen van een beheersingssysteem 1. Detector of sensor meet wat er werkelijk gebeurt in het te beheersen proces, bijvoorbeeld een thermostaat. 2. Schatter: een middel om vast te stellen hoe belangrijk datgene is wat er gebeurt (vergelijking met wat er gebeurt en wat er zou moeten gebeuren). 3. Beïnvloeder: middel dat het gedrag...

Words: 22935 - Pages: 92

Free Essay

Accountmanagement

...Samenvatting professionals en Ralatiemanagement geschreven door: studiebol19 De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen Op Stuvia vind je het grootste aanbod aan samenvattingen en collegeaantekeningen. De documenten zijn geschreven door jouw medestudenten, specifiek voor jouw opleiding! www.stuvia.com Gedownload door: chantal-x1 | chantal.olsthoorn@hotmail.com Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen Samenvatting Professionals Relatiemanagement H1 Relatiemanagement als acquisitiestrategie Voor veel zakelijke dienstverleners is relatiemanagement de acquisitiestrategie bij uitstek. Die strategie is echter pas effectief als je deze integraal en met volle overtuiging toepast. Met als uiteindelijk doel: waarde creëren voor zowel de klanten als voor uw bureau, in zowel professioneel als financieel opzicht. 1.1 Een markt die voorgoed is veranderd Het is niet de vraag of, maar hoe je je als bureau moet aanpassen om ‘’in business’’ te blijven. Momenteel staat het actief acquireren van nieuwe orders en vervolgopdrachten hoof op ieders agenda. Het aantal opdrachten loopt terug, er is meer concurrentie en er is steeds meer sprake van prijsdruk. Wat is er aan de hand? Professionele dienstverlening 5 verstorende factoren waarmee veel dienstverleners worden geconfronteerd de laatste jaren. Deze zijn als volgt: ...

Words: 11207 - Pages: 45

Free Essay

Paper

...Studiejaar 2012-2013 Voorwoord Zo, je bent al in periode 3 beland! De een met, de ander zonder veel moeite. Hoe dan ook, je hebt al veel geleerd, vaak veel meer dan je bewust van bent. Dat heb je maar mooi binnen. Je heb in de afgelopen periode kennis gemaakt met creativiteit, grafische technieken, professioneel schrijven en recht. Je hebt geoefend in het schrijven voor het web. JDoor het maken van je Free- Publicityplan heb je al echt contact gelegd met ‘buitenwereld’. Outside in, Inside Out, dat is waar de HR naar streeft. Met Studieloopbaanbegeleiding werk je gestaag aan je eigen persoonlijke effectiviteit, onderzoek je wat je leuk vindt aan het vak en kijk je naar je eigen competenties. Waar liggen jouw kwaliteiten en ambities? De inhoud van SLB heb je grotendeels zelf in de hand. Zie het als een kans en doe er je voordeel mee. Je krijgt steeds beter zicht op het communicatieberoep. We nemen je nu mee en zetten weer een stap vooruit. We gaan met elkaar kijken hoe communicatie ingezet wordt als een instrument om beleidsdoelen te bereiken. ‘Communicatiemanagement’ is het thema van deze periode. We hopen en verwachten dat jij je ook deze periode weer open stelt voor alle nieuwe leerervaringen. Leren is niet af te dwingen. Jij moet het willen. Jij bent de manager van je eigen studiesucces. Laten we het volgende afspreken: als jij nu die lerende houding aanneemt, doen wij onze uiterste best jou goede ‘input’ te geven en er voor jou weer een leerzame...

Words: 15085 - Pages: 61

Free Essay

Hsfh

...1. Politiek en economie pag [?] 2. Overheid en markt pag [?] 3. Nederland en Europa: de economie van onderlinge verbondenheid pag [?] 4. De overheid als BBP- en/of geluksmachine pag [?] 5. Wel of juist niet bezuinigen? pag [?] 6. Regels, prikkels en psychologie pag [?] 7. Indicatoren: zegen of vloek? pag [?] 8. Vertrouwen als appeltaart pag [?] Conclusie: Wat valt er te kiezen? pag [?] Inleiding Mensen leven samen in groepen, want goed samenleven heeft evolutionaire voordelen. Het feit dat wij homo sapiens de taken tussen man en vrouw verdelen, maar in geval van nood voor elkaar in kunnen springen, gaf ons een duidelijk voordeel ten opzichte van de sterkere en minstens zo slimme Neanderthaler. En in weerwil van de dominante idealisering van individuele excellentie op school, het sportveld, of in het bedrijf, is goed samenleven voor de mens vele malen belangrijker dan zijn of haar cognitieve en lichamelijke kwaliteiten. Zo is een mens van gemiddelde lichamelijke en intellectuele kunne veel beter af in een goed georganiseerde samenleving als de Nederlandse, dan in een slecht georganiseerde samenleving als die van pak ‘m beet Zimbabwe, of die van Nederland honderdvijftig jaar geleden. De bovengemiddelde mens trouwens ook, om maar te zwijgen van de benedengemiddelde mens. Te wonen in het Nederland van begin éénentwintigste eeuw is dan ook niets minder dan een lot uit de loterij. Hoeveel mensen wonen er niet in veel...

Words: 36289 - Pages: 146